Pagina's

zondag 14 mei 2023

Voor het eerst doet het een beetje pijn

 "Voor de mama die je graag wil zijn of niet geworden bent,..." 


De eerste zin van een zoveelste gedicht op mijn facebookfeed. Jeetje, op mijn nuchtere maag. 
Duizend foto's van kleine kinderhandjes, viergeslachten, moederdagbijeenkomsten en odes. 

Voor het eerst doet het een beetje pijn. Het niet mama zijn. Werd het iets meer dan enkel verlangen. 
Een tikje kinderlijke jaloezie is er altijd wel geweest. In mijn hart ben ik al lang mama. 
Daar knutselde ik al met mijn kindje, maakte ik pure portretten, dansten we met blote voeten in het bos samen.
Ik maakte al duizend keer eten, stond 's nachts op om de nachtmerries weg te knuffelen en over het neusje te strelen, te zingen, heel stilletjes.
In mijn hart babbelde ik al mee met andere mama's over dat het toch verdikke wel pittig is soms, maar toch ook zo rijk. In mijn hart had ik de discriminatie onder de duim. Niemand kan daar nog zeggen dat ik "niet écht weet hoe ik moet opvoeden omdat ik ze niet voelde schoppen in mijn buik. Dat ik me niet kan inbeelden hoe zwaar het is. Dat ik niet moet romantiseren." 
Ja, in mijn hart ben ik al zo lang mama. 


Pagina honderd. Yes, ik ben trots op mezelf! De online cursus rond kinderfotografie is nog niet af, maar ik kom in de buurt. Ik lijk wel duizend tips te hebben, tweeduizend oefeningen, drieduizend inzichten. 
Ik mag dan wel een hele weg afleggen in mijn leven, van twee dingen ben ik heel zelfzeker. Mijn fotografie, en mijn capaciteiten als opvoeder. Het combineren van die twee in mijn job vervult een groot deel van mijn essentie. Maar vandaag? Tja, vandaag doet het een beetje pijn. 


Zou het daar op een wolk zitten kijken naar mij? Wachtend tot papa er ook is? Is mijn pad zo uitgeschreven dat ik het alleen ga doen? Wat als er geen nestje op mij wacht? Nooit niet? 
Naast de kinderlijke jaloezie hou ik ook het handje vast van de kinderlijke fantasie. Dan kijk ik naar boven, naar de wolken, en hoop ik dat het naar me zwaait. Mijn kindje. Dat het op zijn of haar buik ligt, voetjes in de lucht, kin in de handjes en met een grote glimlach. Klaar voor onze ontmoeting. Wetende wat ik nu nog niet weet. 



In mijn hart ben ik mama, en voor het eerst doet het echt een beetje pijn. 


(©LovettaReyesCairoArt op Etsy)





woensdag 20 oktober 2021

Alsof ze nooit is weggeweest.

 Ik ga naar youtube en zoek het filmpje waar ik altijd naar zoek, en begin moedig maar traag aan mijn fotowerk. 
Lage frequentiegolven die mijn brein rustig zouden moeten maken. Ik lach een beetje.
Het is iets wat ik hiervoor ook al deed, maar wat ik nu link met de praktijk in Brugge. 
De praktijk waar twee mensen me erdoor zouden moeten helpen. Die mij er waarschijnlijk ook wel zullen door leiden. Maar nu? nu is er alleen maar paniek. Dikke paniek.
De drang om het boeltje stil te leggen, alles weer in een doosje te stoppen en het in mijn bestofte dossierkast achter in mijn hoofd te proppen. Weg.


Mijn jarenlange spierproblemen blijken, voor zover ik het kan snappen toch, psychosomatisch te zijn. Een reactie op alles wat ik ervaren heb, en nu ervaar.
Ik die het letterlijk vasthou. 
Hij stelt me voor om eens naar zijn collega te gaan, hierboven. En zo wordt een samenwerking in gang gezet, wij drie. Wekelijks naar die, nu nog voor mij enge, praktijk in Brugge.
En hoewel hij dat al deed en dat voor mij al vrij intens was met momenten, ging ook zij recht naar de kern. Mijn kern. Mijn kern die nu al een aantal weken open ligt. De kern waar niemand ooit aan mocht komen, in heel mijn leven niet. De kern die zo broos is dat als je ernaar blaast, ze als een witte wensbloem uit elkaar zweeft.

Twee jaar geleden besloot ik mijn angst, depressie, en alles wat daaraan vast hing in een beter verteerbaar beeld te gieten. Mijn wolf.
Onzijdig. Niet mannelijk, niet vrouwelijk. Maar wel een wolf. Soms de gestalte van een echte, soms de gestalte van een heelal.
De ziel van een zwart gat. 
Soms was het tegen mij, en soms stond het naast mij, achter mij, grollend naar hetgeen die mij op dat moment bedreigde.
Ik had het een hele tijd bij mij. De gestalte van een gewone, echte, rustige wolf. Deel van mij, mijn compagnon.
Maar man, wat grolt het nu. Wat is het groot. Wat is het eng. Maar het staat achter mij. Ik klein, de wolf groot. 

Mijn week hing tot nu toe samen met volgens wat ik erover gelezen had: angstaanvallen, hartkloppingen en conversieblokkades. Ik kroop er om 19u in om om 23u30 een rusteloze slaap in gezogen te worden en nog vermoeider wakker te worden de volgende ochtend, kwaad op mijn wekker die maar bleef kwaken dat de maatschappij niet zou wachten op mij. Sinds zondagavond duw ik B. weg. De persoon die mij tot nu toe net zo dicht heeft bijgestaan, het geduld van een engel had.
En toch leek ik zelfs hem niet meer te kunnen toelaten. Ik kon het plots niet meer kanaliseren, en werd ineens heel klein, heel alleen, en heel onrustig. Daar was ze, hij, het. Mijn wolf. 





Ik leg mijn handen op de wangen van het kind die mij van beneden met grote ogen aankijkt. Blij om mij te zien. Blij dat ze naar Stekelbees mag komen. De opvang waar ik werk. Ze vertelt honderduit over haar dag op school en over wat ze allemaal wil doen nu ik er ben. Ik glimlach oprecht en geniet van zij die haar gezicht tegen mijn buik duwt. Ik verleg mijn handen naar haar hoofd en druk haar tegen mij aan. De verbinding die haar zonder woorden vertelt dat ik haar bescherm en dat ze veilig is bij mij. Ik wil haar huilend vertellen hoe belangrijk dat op dit moment voor mij is. Haar onschuld, haar onbezorgdheid, haar vertrouwen in mij. Haar oprecht, onbezoedeld vertrouwen in mij. 
Op dit moment houden de kinderen in Stekelbees mij recht. Bij hen hoef ik niet bang te zijn voor de volgende ontmoeting. Daar breek ik niet. Daar is het doosje waar mijn broze kern in zit veilig en gesloten. Daar maak ik mezelf wie ik voor iedereen wil zijn. Zonder dat er vragen worden gesteld. Zonder dat ik confronterende gedachten door moet. Daar hang ik onder verf, knuffel ik, lees ik verhalen voor en geniet ik van de groei van anderen. Daar moet ik zelf even niet groeien. 

Ik haat hoeveel ik het woord "angst" en "bang" gebruik, hier en nu. Maar weet je, het is wat het is. Ik ben even heel bang. Bang dat iets kapot is, en dat het niet hersteld zal worden. Bang dat het gebrokene alleen nog maar meer zal breken. Maar ik kan niet meer doen dan afwachten en zien waar dit verhaal me brengt. Ik denk dat ik erdoor moet. 

Misschien moet ik nu maar even kind zijn, en dat kind vooral kind laten zijn. En misschien moet de volwassen ik maar even op de zijlijn gaan zitten, en vertrouwen op het feit dat dit moet om dat kind te laten groeien. Ik hoop dat ze zich snel veilig gaat voelen. Want ik wil hier even vertellen, in dit hoekje van het internet, dat het even heel erg zwaar is. Voor mijn kind en ik. 

(Artiest: Roiuky)


vrijdag 13 augustus 2021

Wanneer de zee te diep wordt

 


Het lukt je nooit. Al die grote plannen, wat denk je nu, dat je daarin zal slagen? Jij, alleen? Dat het succes zal hebben? Hij moet je niet. Nee, die andere ook niet. Je vrienden missen je niet. Ze vinden je maar raar. Maar echt, raar. 


Ik kijk naar het plafond. Ik zucht. Ik ben doodmoe. Ben er om 20.00u in gekropen.
De eerste werkdag na de collectieve sluit in de opvang, and it hits like a rock. Recht in mijn gezicht. 
Komt het door de drukte vandaag? Waarom kan ik niet meer om met de overvloed aan prikkels? De kinderen op mijn werk, roepen ze echt luider dan anders, of ben ik het? Ligt het aan mij? Waarom hebben mijn collega's er geen last van? Waarom gaat mijn blik op oneindig terwijl ik het zelf pas later door krijg? kan ik niets meer dragen? Vroeger kon ik drie dubbel zoveel dragen. Waarom krijg ik dat niet terug? Het is nu al twee jaar geleden. Waar is de kracht die ik toen had?
Ik draai me op mijn zij. Ik lig hier nu al drie uur wortel te schieten. Ik ben nog steeds doodmoe. 
Ik begin mijn gezicht te strelen. Iets wat ik al een hele tijd mis. Mijn gezicht die gestreeld wordt. De rust die het me brengt. 
De liefdestaal die aanraking heet. Tot iemand anders het doet, dan gaat dat muurtje weer op. Stilletjes. Ik ga recht zitten, begin een beetje te wiebelen. 

Ik voel hem opkomen, een aanval van pure overweldiging.
Ik gebruik het woord "aanval" nog niet zo lang omdat ik het bleef minimaliseren. Tot mijn vriendin, die er ook mee worstelt, me bevestigde in mijn beschrijving van de gevoelens. Anxiety? Een woord die geen nederlandse vertaling heeft. En het stoort me mateloos. 
Sinds ik de schrijfsels uit een van mijn relaties had teruggevonden kreeg ik vreselijke flashbacks. Dingen die ik verdrongen had, dingen die er zwaar over zijn, die écht niet oké zijn. Dingen die mij op vandaag nog verwonden, alsof ik er opnieuw doorga. 
Ik krijg er weer een. Ik ben waardeloos. Ik mag blij zijn als er iemand ook maar doét alsof hij of zij me graag ziet. Daar moet ik het echt maar mee doen. Meer krijg ik niet. Op meer heb ik geen recht. 
Ik ben een ondankbaar wicht. Waarom zou ik meer verwachten? Een gezonde relatie is niet voor mij weggelegd. Ik mag dromen. Zo was het al altijd. 

Ik ga terug liggen en  kijk opnieuw naar het plafond. Ik besef, met dank aan therapie, dat die gedachten louter en alleen gedachten zijn. Dingen die me zijn ingeprent door mensen die het niet goed met me voorhebben. Mensen die zich voedden aan mijn energie tot in het giftige oneindige. Tot zij van me wonnen. Ik vertel mezelf dat luidop. Alsof het dan beter doordringt. 

Mijn ademhaling verzwaart. Mijn wenkbrauwen beginnen zich te fronsen, alsof ik boos kijk.
Dat gebeurt automatisch, merk ik, wanneer ik dieper in gedachten ga. Wanneer ik op een punt kom waar ik er moeilijker uit geraak.
Nu versnelt mijn ademhaling. 
Mijn brein gaat zo ongelofelijk met mij aan de haal dat ik het niet kan bijhouden. Ik zoek krampachtig naar een uitknop. 



Ik spring uit bed en neem mijn laptop. Ik gebruik "slaapmuziek" als zoekterm en steek oortjes in. Ik let op mijn ademhaling en luister naar de stem die mij in slaap probeert te praten. Ik luister maar half. Het lukt me niet. De woorden botsen tegen mijn oren. Ze zitten te vol met andere dingen. 

Je collega's moeten je niet. Ze doen alleen maar vriendelijk in je gezicht. Ze roddelen over je. Je doet je job niet goed. De ouders kijken op je neer. Jij zal nooit iemand vinden. Er zal altijd iets zijn. Je zult niet voldoen, dat is nu toch wel al lang gebleken. Mama? Nee, jij zult geen mama worden. 

Het gevoel in mijn borst wordt te zwaar en ik begin te huilen. Ik ben blij. Huilen is de voorlaatste golf. Ik ben er bijna door.
Ik ga opnieuw recht zitten en wieg mezelf. Ik besef dat ze langer worden, intenser. Dat ik dieper ga. Ik weet ook dat ik er telkens uit geraak. Ik focus me keihard op het feit dat ik er telkens uit geraak. Ik wieg mezelf heftiger. Ik pruts aan mijn huid, maak wondjes, zoek de afleiding daarin. 

Het duurt te lang. Ik kijk naar mijn gsm, twijfel. Zou ik naar hem sturen? Ik ken hem nu al een paar maanden. Hij heeft me nog nooit laten zitten. 
Wacht maar, dat komt nog. 
Nee, het is te laat. Straks slaapt hij al. Ik probeer het alleen. Wie ben ik om zomaar een gat in de nacht naar hem te sturen? Alsof ik in nood zit. 
Ik beeld me in dat hij zijn handen in de mijne legt. Zonder meer. Enkel dat. En dat ik daar oké mee ben. Dat ik troost vind. De optie is er. Nee, hij zal morgen toch moeten werken. 
Maar wat als hij nu niet moet werken? Ik probeer het zelf. Ik kan het alleen. Ik doe het al altijd alleen.

Het duurt te lang. Ik ga met mijn duim over mijn neusbrug. Ik blijf erover strelen in een poging mezelf te kalmeren. Het lukt me niet. Ik kijk opnieuw naar mijn gsm. Ik grijp hem vast.
Hij zal morgen moeten werken, aanvaard op voorhand dat hij niet zal komen en dat je het alleen zult moeten doen. Oké.

"Moet je morgen vroeg op?" stuur ik hem. Even hoor ik niets. Hij slaapt al, hij heeft hier eigenlijk geen zin in, is bezig met iets. Het is mijn probleem.
Ik huil nog meer. Ik geraak er niet uit. 
Ik krijg antwoord. Het zal moeilijk gaan, hij moet er morgen vroeg uit. Hij wil afkomen als het echt nodig is. 
Nodig? Tuurlijk is het niet nodig. Je piekert een beetje, moet je daarvoor nu echt iemand zijn bed uit bellen? 
Ik ga met mijn rug tegen de muur zitten en rol het zwaartedeken die ik kocht voor momenten zoals deze op in een bol.
Ik leg de volle negen kilo op mijn buik. De illusie dat er iemand op mij ligt te rusten brengt me in alle gekheid op een stokje verlichting.
Ook al wil ik diegene zijn die getroost wordt.
Ik pak het knuffelkonijn die op mijn bed ligt sinds mijn geboorte en leg die onder mijn kin. Opnieuw de illusie van een knuffel. Oortjes met slaapmuziek in mijn oren, en gesnik die diep uit mijn borst komt. 


En zo blijf ik zitten. Een uur lang. 
Ik voel mezelf in de laatste fase glijden. Eindelijk.
Ik staar voor me uit. Rust op één punt, uitgeput, heel even doodongelukkig. En dan niets meer. Mijn hoofd wordt mistig en ik doe helemaal niets meer.
Ik wieg niet meer, ik hoor de muziek niet meer. Ik huil niet meer. Ik adem alleen nog. Ik zet de tijd stil en blijf waar ik ben in heel mijn zijn.
Ik ben kapot. De gedachten waren met zoveel dat het een zwarte massa werd. En zo gaat het altijd.
Het wordt teveel, het wordt een massa, één kleur, één vlek, en daar vind ik de rust. Eindelijk. 

Ik droog mijn tranen en zucht intens diep. Ik ben er. 


Mijn hoofdkussen roept me. in sereniteit leg ik mijn hoofd, blij dat ik moe genoeg ben nu. Dat mijn ogen zwaar zijn. 
"Ik ben veilig." zeg ik luidop. "Ik ben oké." Ik zucht. "Ik ben veilig." zeg ik opnieuw. "Ik ben thuis." 






zondag 4 juli 2021

Heb mij lief, maar alleen als je het meent

En dan zal ik jou geven wat je nodig hebt.

 
Ik hang weer vol met verf. Het is mijn vlucht tegenwoordig.
Nee, wacht. Het is mijn gezonde tegengewicht. 
Ik dans als een idioot op het pareltje van Jeremy Loops en jongleer tussen het stilhouden van mijn penseel en het beantwoorden van zijn berichten. 
De muziek hielp me blijkbaar op weg om de antwoorden te geven die ik moest geven. Want ze zijn krachtiger dan anders. 

Weer een match. 
Ik raap alle gesprekken uit therapie bijeen, maak mezelf zo groot en waardig als ik echt ben, en vraag rechtuit hoe het nu eigenlijk zit. 
Ik trek mijn grens dapper. Dapperder dan ik ooit geweest ben. En ik ben belachelijk trots op mezelf. Ik ben gegroeid, alweer. En dat enkel en alleen omdat ik eraan werk. Keihard. 

Geen antwoord meer op mijn laatste bericht. Iets wat ik verwachtte, maar niet kwaad om ben. Begrip voor heb. Want ik heb een diep gesprek gehad met mezelf, en mezelf gevraagd wat IK wil. Waar IK wil staan binnen een paar jaar. Wat IK wil bereiken.
Ik wil wijs worden. En dat word je niet door wrok en haat te koesteren voor anderen. Alleen maar liefde. 

Ik denk aan gisteren terwijl ik mijn penseel uitspoel en vul met nieuwe verf. Gisteren heb ik zelf iemand moeten kwetsen. Iemand onwijs leuk. Iemand waar ik een oprechte connectie mee heb. En iemand die ik heb moeten afwijzen om opnieuw, zoals altijd, mezelf te beschermen. En opnieuw ben ik trots op mezelf. Groei. Ik kies vanaf nu zelf voor gezonde relaties. Het is een schakelpunt waar ik nu al een paar maanden in zit, en waar ik eindelijk door geraak. 

Gisteren heb ik gehuild. Ik was alleen, weer eenzaam, wilde liefde. Dat, en het feit dat ik de mensen waar ik naar toe getrokken word moet weg houden uit belang van mijn welzijn. Het is godverdomme moeilijk. Maar ik kan het. Ik heb het geleerd en ik mag trots zijn op mezelf. 




Heb mij lief, maar alleen als je het meent. 
Zoek mij op als je weet wat je wil, als je weet waar je staat.
Als je jezelf toelaat van jezelf echt te kennen en ermee aan de slag te gaan.
Ik laat je toe als ik voel dat je het meent, als ik voel dat je denkt dat ik het
waard ben, als je toont dat ik het waard ben. Als je weet dat jij het waard bent.


Ik weet wat ik wil. Ik wil iemand die het weet. Ik wil iemand
die een partner in crime wordt. Ik wil liefde, oprechte, échte
liefde. Ik wil vrijheid. Ik wil leven. Ik wil connectie en ik wil
lachen. Ik wil met je leren, met je vallen, met je vechten en er
daarna om lachen. Ik wil knuffels. lange, diepe, betekenisvolle knuffels. 
Ik wil met je opstaan. Ik wil je dragen, en ik wil
gedragen worden als dat nodig is. Ik wil je je vrijheid geven in
alle, alle, alle opzichten. En ik wil respect. In beide richtingen. 
Ik wil oprechte, respectvolle, open communicatie.
Ik wil je door je haren strelen omdat ik weet dat je daar rustig
van wordt en het je energie geeft.
Ik wil dat het niet perfect is. Ik wil dat we moeten zoeken, en dat
we samen willen zoeken. 
Ik wil op je schilderen, gewoon omdat het kan. Ik wil 's nachts
gaan zwemmen in een meer. Ik wil dansen. Ik wil vertrekken
zonder te weten waar ik uit ga komen, samen met jou. Ik wil met
jou in pyjama buiten lopen, met jou omdat ik het alleen niet zou
durven. Ik wil fords bouwen met kerstlichtjes. 
Ik wil gaan zoeken naar het noorderlicht, ik wil vuurvliegjes zien, 
ik wil in plassen springen en daarna warme chocomelk drinken. 
Ik wil herinneringen maken die mijn ziel voeden.
Ik wil het kind in mij vertellen dat ik dat kan. Met of zonder
iemand anders. Ik heb maar honderd jaar hier, met een beetje
geluk. En negenentwintig daarvan zijn al voorbij.
Ik zit over een vierde. Nog zeventig te gaan, met
dat beetje geluk. En anders morgen. Wie weet. 

Ik weet wat ik wil, en dat maakt mij plots heel sterk. 
Vanavond huil ik weer, want mijn lichaam heeft honger, mijn ego
wil bevestiging en mijn ziel wil energie. 
En ik ga dat gewoon laten bestaan.

Want ik heb mezelf lief, en ik meen het.