Pagina's

dinsdag 24 september 2019

De storm

Lizzy spint.
Ik heb medelijden met haar.
"Vanavond kom ik terug." Beloof ik. "Vanavond slaap ik hier."

Een uur hou ik het vol. Ik verzet wat borden en orden wat kasten en dan plof ik neer. In een zetel, op mijn bed of gewoon op de grond.
Een uur, en dan ben ik weer leeg. Alsof mijn batterij nu officieel gewoon niet meer oplaadt. Kapot.
Buiten af en toe eens fronsend in mijn gesloten ogen wrijven doe ik het tweede uur helemaal niks. En zo gaat dat elke dag. Elke dag van de afgelopen maand.
Ik was het gewoon om van de stiltes te houden. Nu brengen ze alleen maar rotgevoelens, besef. Besef van angst, besef van eenzaamheid,
besef van een groot verlies aan vertrouwen in alles, in mijzelf.
Blijkbaar ben ik in een dal geraakt die dieper en zwarter is dan waar ik op anticipeerde. Ik wacht geduldig tot ik weer uit mijn stoppende tijd geraak.
Er zit niemand achter me, denk ik, niemand jaagt me op. Niemand ziet me. Ik heb tijd. Nog een week.

Voor de zoveelste keer herhaal ik alles in mijn hoofd terwijl ik probeer recht te staan.
Ik verzeker mezelf dat het de juiste keuze was om mijn job bij de kindjes achter te laten. Ik verdring de manier waarop dat moest gebeuren en duw het gemis van mijn kindjes weg. Ik verbied mezelf om aan een eigen kindje te denken. Ik dwing mezelf te geloven dat ik uit mijn relatie moest stappen, ongeacht de hoeveelheid liefde. Dat als ik het niet deed, mijn lichaam het duidelijk voor mij ging doen.
Ik verdring het gevoel van schuld en herhaal de woorden die ik las in het boek over het innerlijke kind. Ik duw het gemis weg.
Als de zoveelste berg die ik beklim sta ik eindelijk weer recht. Ik probeer, voor de zoveelste fucking keer, alles op een rij te krijgen. Al is het maar voor even.
Ik overloop alles nog eens. Ik probeer het breekpunt te zoeken.
Waar eindigde mijn draagvlak? En waar begon de barst in mijn ondergrond?
Waarom lukt het mij de ene dag, en moeten we de andere dag een dokter bellen omdat ik niet meer kan spreken?

Ik ga naar mijn overwoekerde tuin. Het oerwoud in wording kan me nog weinig schelen.
Opnieuw vecht ik. Sinds wanneer pak ik het niet meer aan? Sinds wanneer vergaat me de interesse in alles wat helend en creatief is? Waarom wacht ik zo lang met schrijven? Waarom ben ik na de bewerking van drie foto's kapot gewerkt? Waarom kan ik niet meer voor anderen zorgen?
Ik zucht diep. Alsof ik plots de definitie van onrust ben geworden druip ik terug af naar binnen.
Ik loop alle kamers nog eens af en plan wat ik ermee wil doen. Hoe ik elke kamer zo warm en gezellig mogelijk kan maken. Hoe ik van het huis opnieuw mijn thuis kan maken. Maar ook daarvoor is de batterij te plat.
"Begin opnieuw. Reset gewoon." Troost ik mezelf.
Lizzy trekt haar kopje scheef en kijkt me met een groot vraagteken aan. Ze brengt een glimlach op mijn gezicht.
" 't Zal jou een worst wezen he." Ik streel haar ruw en speels.
Ik trek mijn trui aan en sluit alle deuren. Ik besluit te bloggen. Ik moet ergens beginnen. Dat is altijd al met schrijven geweest.
Hoewel de moed me ontbreekt besluit ik het toch te proberen.

Door mijn tranen heen zeg ik Lizzy dat ik van haar hou.
"Vanavond niet, lieveke. Nog niet. Morgen misschien."
Ik wrijf de zoute druppels gefrustreerd weg en vertrek opnieuw naar mijn ouderlijke thuis.