Pagina's

woensdag 22 april 2020

Huidhonger

Ik zit met Iréne in het zonnetje. Haar tweelingzus speelt samen met Inez in de tuin.
Ze zijn alledrie stapelzot vandaag.
We zitten op de grond. Iréne eet haar vieruurtje op haar gemakje op.
"Hoe was het op school vandaag?" Vraag ik haar moederlijk.
Ze vertelt over de werkjes die ze moesten doen, hoe saai ze zijn. Maar dat buitenspelen wel leuk was.
Deze morgen geraakte ik moeilijk uit bed. De goeie dagen beginnen terug te komen, maar vandaag was geen goeie dag. Ik troostte me met de gedachte dat ik mocht gaan werken. Want dan voelde ik me nuttig en kon ik effectief praten met andere mensen.
Inez maakt van de tuin een jungle en verzint er meteen een heel toneelstuk bij. Ik lach oprecht.
Ja, ik ben blij dat ik op mijn werk zit met deze drie kabouters.

De voorbije dagen heb ik de moed gevonden om brieven en kaartjes te schrijven naar heel wat mensen. Ik vroeg adressen van iedereen die liefde in hun brievenbus wilde en betaalde me blauw aan postzegels en kaarswax. Zo onderhield ik mijn gevoel van nut. Ik voelde me er ook echt beter door.

We spelen schipper mag ik overvaren. Met de nodige "ik tik je dan wel met een stok" alternatieven.
Aurélie komt op me afgerend en wil me knuffelen. Ik hou haar zo liefdevol mogelijk tegen en zeg haar dat dat even niet kan.
"Maar waarom niet!" Gilt ze ontgoocheld. "Da's nu al zo lang. Wij knuffelen toch altijd? Jij knuffelt toch altijd zoveel?"
In een zoveelste poging om het haar uit te proberen leggen voel ik mijn hart zakken.
Ik slik mijn "kind, je hebt geen idee hoe graag ik jou nu zou willen vastpakken" in en vervang die met een zoveelste kindvriendelijke corona-beestje-verhaal.
"Maar ik wil jou knuffelen..." Ze meent het. En ik ook. Ik ga voor haar zitten en glimlach triest. Ik voel dat ze het niet begrijpt.
Haar blik verandert snel en ik herken het ook meteen.
De woorden "'k Ga het toch doen!" hebben de lucht nog niet beneveld of haar armen hangen al rond mijn nek. Ik walg van mijn eerste weg-duw-reflex, neem haar in de plaats stevig vast en omhels haar even gemeend. Ik voel tranen opwellen en besluit, nu het toch al te laat is, om het er ten volle van te pakken.
Ik druk haar dicht tegen me aan, en ik voel dat zij er even hard van geniet als ik. Het is zo oprecht. En zo schuldig...
Ze lost me en ik merk dat ik dat niet wil. Het duurde maar een paar seconden. Hoe kan dat genoeg zijn... Dat is niet genoeg...
Ze rent eigenwijs terug naar haar vriendinnetjes en glimlacht trots naar mij terwijl ze vraagt: "Wat moeten we doen om over te mogen steken?".
Zich van geen kwaad bewust. Ze zien mijn tranen niet, want ik slik ze vrijwel meteen terug in.
Ik voel een vreemd gevoel van opluchting omdat er op dat moment geen ouders toegekomen zijn. Het voelde zo illegaal. En dat op zich voelt ook al zo fout.

Bijna twee maanden is het nu, dat ik geen enkel fysiek contact heb gehad. Geen knuffel, geen aai over mijn gezicht, geen hand op mijn rug, geen ondersteunende schouder onder mijn hoofd. Ik slaap slecht, woel hele nachten door, heb hartkloppingen en angstmomenten, voel me triest en ongelofelijk alleen. Het woord depressie gebruik ik niet meer. Hoewel die nog aanwezig is voel ik dat die kracht verliest, en ik kracht win. In hele kleine dingen.
Zoals de brieven die ik schrijf naar mensen om hen op te beuren. Alles komt heel langzaam, maar even zeker terug.
Maar de huidhonger vult mijn lege huis elk moment van de dag, die zonder mij lijkt over te gaan in de nacht.
De laatste drie dagen heb ik met een kussen rondgelopen, gewoon om iets te kunnen knuffelen.
De laatste dagen huil ik mezelf in slaap. Da's handig, dan ben ik moe genoeg en halveert de piekertijd.
Ik huil bij de minste banaliteit. Plots kan ik op commando huilen. Hoe gek is dat?

In mijn hoofd maak ik een lijst van alle mensen die ik ga platknijpen wanneer dat weer toegelaten is.
Ik heb het verbluffende geluk dat die tijd voor mij terugkomt. En dat besef ik heel goed.
Ik voel hoe ik alles langzaam weer opbouw. Hoe ik weer meer en meer in staat lijk te zijn om voor anderen te zorgen, om paraat te staan. Net zoals vroeger. Dat is zo lang geleden...
Maar ik voel ook hoe ik moet vechten nu.
De wandelingen staak ik. Ik word omver gelopen door tientallen wielertoeristen die zich geen zier aantrekken van de maatregelen en krijg zelfs middelvingers naar me toegegooid. Ik kan mijn hoofd er niet meer leegmaken want ik ben er niet meer alleen. De frustratie van teveel mensen is te aanwezig en ik ken geen routes waar geen mensen komen. Maar ik wijs mezelf erop dat ook dat terugkomt.
Het blijft niet duren.
Het duurt belachelijk lang. Maar het is ook eindig.

Het is eindig, het is eindig, het is eindig.

Ik koester de knuffel die ik deelde met Aurélie. Ik heb er zoveel meer nodig, maar dit is wat ik voor heel even kon krijgen.

Het komt terug. Ik ben niet alleen, ook al voelt dat nu heel sterk zo.
Het komt terug, ik ben niet alleen, het is eindig.

maandag 13 april 2020

De geur van regen

Mijn kamer ruikt naar kampvuur. Zo heet de thee die ik heel spontaan van een vriendin cadeau kreeg.
Ik glimlach bij de gedachte aan zij die plots voor mijn deur stond. Ver op afstand natuurlijk. Maar een mooi ingepakt cadeautje recht voor mijn neus op de stoep. We moesten het doen met een verre-afstands-knuffel.
Die dag was zwaar geweest, tot zij langskwam. Die kleine, echt kleine dingen geven mijn leven zoveel echt leven.
Ik vul mijn zoveelste slapeloze nacht met een doorsnee liefdesroman. Ik klaag niet, integendeel. Het is de eerste keer sinds zeven maanden dat ik een bladzijde in één keer kan lezen zonder in trieste of met zorgen gevulde gedachtes getrokken te worden.
Het doet deugd om me opnieuw te kunnen verplaatsen in het fictieve leven van een ander en het mijne eventjes op pauze te zetten.
Ik zet de thee aan mijn lippen en kruip daarna iets verder onder mijn deken. Ik betrap mezelf op afdwalende gedachten, heel even.
Ik denk aan ons korte gesprekje die we hadden een paar dagen geleden. Klein, oppervlakkig en een tikje zoekend langs mijn kant.
Ik kap verdrietige gedachten af en besluit blij te zijn omdat hij voor die korte periode sterretjes had getekend in mijn anders net iets te donkere nachten.
De sterretjes die een aanzet waren geweest naar de juistere weg. Een positieve trigger, zeg maar. Een vonkje drang naar mijn lang vermiste creativiteit.
Hij inspireert me, tot mijn eigen verbazing, blijkbaar meer dan ik gedacht had.
De goesting naar verdriet is er, maar die is er genoeg geweest. Dankbaarheid lijkt me hier een betere en kleurrijkere optie. Het verdriet laat ik bestaan,
de hoop een beetje, voorzichtig, as usual, maar ik probeer mijn volle keuze te gooien op die dankbaarheid. Dat en een poging tot afsluiting.

Huidhonger is the real deal. Mijn god. Ik honger zowat uit. Het is nu meer dan een maand geleden dat ik ook maar één aanraking gehad heb.
Een knuffel, een hand op mijn rug, iéts. En hoewel ik Lizzy doodgraag zie, een kat vangt het precies ook niet helemaal op.
De terechte vraag van de mensen boven ons om afstand te nemen eist op die manier zijn tol. Maar ik hou mezelf voor dat het tijdelijk is.
 Hoewel ik letterlijk van knuffels leef zal dit me ook wel lukken. Alleen is alleen, maar ik ben niet alleen. Dat blijf ik mezelf vertellen.

De wekker toont 03:00 wanneer mijn ogen eindelijk definitief dichtvallen en de start van mijn korte nacht inleiden.
En om 09:00 draai ik mijn haar in een staart en knoop ik de veters van mijn wandelschoenen dicht.
Muziek in de oren, voordeur achter mij dicht, en op tocht met mijn gedachten.
Ik kom de dag door en erken de momenten dat ik wegzak in verdriet of donkere gedachten. Ik erken het geluk nog meer wanneer ik oma's kaartje in mijn brievenbus vind. Ik lach luidop en giechel als een kind.
Iets met kleine dingen en kleur geven aan het leven. Ik bedenk me meteen wat ik in die van haar zal terugschrijven. En hoe ga ik de enveloppe versieren?

De dagen gaan open en dicht en ik maneuvreer erdoorheen. Soms dansend, soms hopend op een betere dag morgen.
Vandaag is het pasen. Nu het mooi weer is kan ik naar de tuin van mijn ouders. Zolang ik niet in het huis kom kan ik ze zien. En ook daar ben ik enorm dankbaar voor. Er staat een paaskonijntje op mij te wachten aan de buitentafel. Mmm, chocolade. Ik glimlach.
Ik ben blij dat we in deze letterlijk stille tijd toch pasen kunnen vieren. Ik vraag mama of we een fietstocht kunnen maken.
Ik wil alles uit de warme dagen halen. Want als het weer omslaat kan ik mijn ouders niet zien. Kan ik niemand zien.
Ik kan ongelofelijk genieten van alleen zijn. Maar het lijkt alsof écht sociaal contact nu heel belangrijk is om enigszins de nood aan knuffels op te vangen.
Ik fiets met haar langs kleine hoevetjes en ik droom hardop over hoe ik ooit zelf zo'n klein huisje wil bezitten. Met een moestuintje en diertjes.
Dat en de geur van geluk.
Ik kom thuis als niet vegetariër (probeer maar eens te fietsen in warm weer zonder een halve kilo vliegen te verorberen) met een blij gevoel,
gemengd met eenzaamheid.
Ik denk aan de wereld waar ik mijn fantasie de vrije loop laat. Mijn gedachten, geheel de mijne. Ik denk aan de wolf die ik visualiseerde.
Die is er nog, en hoewel ik nog steeds niet goed weet hoe ik hem nu eindelijk kan aanpakken, stel ik mezelf gerust met de gedachte dat dat nog wel komt.
Gisteren spendeerde ik de dag in de zetel, onder mijn dekentje terwijl ik een migraine aanval onderging. Vandaag besluit ik het anders te doen.
Ik sorteer mijn Disney video's waar ik lichtjes trots op ben en besluit opnieuw blij te zijn met het feit dat de wolf niet altijd moet winnen.
Daar schreef ik in mijn verhaal mijn innerlijke kind voor. Als evenwicht.
Misschien, als ik de moed opnieuw vind om een verfborstel vast te nemen, maak ik daar ooit wel een schilderij van.
Ik zet de gitaar in mijn zicht in de hoop mezelf te inspireren tot de stap naar muziek.
Vandaag voel ik dat ik niet zo hard ben voor mezelf. Zucht. Adem. Mooi zo.

De avond valt en ik hoor het mooiste geluid dat in mijn ogen bestaat. Donder. Het regent lichtjes. Het waait al even licht. Het is warm.
Ik word spontaan de blijheid van het kind in mij. Ik snuif de geur op van de regen. Donder en de geur van regen op een warme dag.
Ik heb nooit geweten waarom, maar die combinatie maakt me in een seconde oprécht gelukkig. Maar écht! Ik blijf lachen.

Ook vandaag zweeft voorbij. Ik lig ondertussen weer onder mijn dekentje in de zetel. Ik veeg de traantjes van mijn wangen terwijl ik naar de meest cliché film "me before you" kijk en ik herken mezelf belachelijk veel in de rol van Louisa. Enthousiast over banale dingen, altijd de drang om voor anderen te zorgen en ze blij te maken en net iets lomper dan goed voor haar is.

En nu zit ik aan mijn bureau. Ik heb een tekentafel, een fotografie-werkbureau, een keramiektafel, en dit is mijn schrijfbureau.
Speciaal in mijn slaapkamer geplaceerd om nachtelijke inspiraties meteen te kunnen neer schijven. 's Nachts heb ik daar het meeste kans op.
Mijn doel is om ooit een boek te schrijven. Je mag zeker zijn dat dat boek in de diepste puntjes van honderd nachten zal geschreven zijn.
Ik schrijf hier opnieuw mijmeringen neer. Het is een welkome afwisseling na mijn iets diepere en triestere schrijfsels. Maar het is wat het is.
Ze zijn een deel van de weg. Het einde van die weg is onzeker en boezemt me in alle eerlijkheid angst en onzekerheid in. Maar het is wat het is.



Tijd voor een tasje thee, een deken over mijn benen en een goed boek.