Pagina's

woensdag 20 oktober 2021

Alsof ze nooit is weggeweest.

 Ik ga naar youtube en zoek het filmpje waar ik altijd naar zoek, en begin moedig maar traag aan mijn fotowerk. 
Lage frequentiegolven die mijn brein rustig zouden moeten maken. Ik lach een beetje.
Het is iets wat ik hiervoor ook al deed, maar wat ik nu link met de praktijk in Brugge. 
De praktijk waar twee mensen me erdoor zouden moeten helpen. Die mij er waarschijnlijk ook wel zullen door leiden. Maar nu? nu is er alleen maar paniek. Dikke paniek.
De drang om het boeltje stil te leggen, alles weer in een doosje te stoppen en het in mijn bestofte dossierkast achter in mijn hoofd te proppen. Weg.


Mijn jarenlange spierproblemen blijken, voor zover ik het kan snappen toch, psychosomatisch te zijn. Een reactie op alles wat ik ervaren heb, en nu ervaar.
Ik die het letterlijk vasthou. 
Hij stelt me voor om eens naar zijn collega te gaan, hierboven. En zo wordt een samenwerking in gang gezet, wij drie. Wekelijks naar die, nu nog voor mij enge, praktijk in Brugge.
En hoewel hij dat al deed en dat voor mij al vrij intens was met momenten, ging ook zij recht naar de kern. Mijn kern. Mijn kern die nu al een aantal weken open ligt. De kern waar niemand ooit aan mocht komen, in heel mijn leven niet. De kern die zo broos is dat als je ernaar blaast, ze als een witte wensbloem uit elkaar zweeft.

Twee jaar geleden besloot ik mijn angst, depressie, en alles wat daaraan vast hing in een beter verteerbaar beeld te gieten. Mijn wolf.
Onzijdig. Niet mannelijk, niet vrouwelijk. Maar wel een wolf. Soms de gestalte van een echte, soms de gestalte van een heelal.
De ziel van een zwart gat. 
Soms was het tegen mij, en soms stond het naast mij, achter mij, grollend naar hetgeen die mij op dat moment bedreigde.
Ik had het een hele tijd bij mij. De gestalte van een gewone, echte, rustige wolf. Deel van mij, mijn compagnon.
Maar man, wat grolt het nu. Wat is het groot. Wat is het eng. Maar het staat achter mij. Ik klein, de wolf groot. 

Mijn week hing tot nu toe samen met volgens wat ik erover gelezen had: angstaanvallen, hartkloppingen en conversieblokkades. Ik kroop er om 19u in om om 23u30 een rusteloze slaap in gezogen te worden en nog vermoeider wakker te worden de volgende ochtend, kwaad op mijn wekker die maar bleef kwaken dat de maatschappij niet zou wachten op mij. Sinds zondagavond duw ik B. weg. De persoon die mij tot nu toe net zo dicht heeft bijgestaan, het geduld van een engel had.
En toch leek ik zelfs hem niet meer te kunnen toelaten. Ik kon het plots niet meer kanaliseren, en werd ineens heel klein, heel alleen, en heel onrustig. Daar was ze, hij, het. Mijn wolf. 





Ik leg mijn handen op de wangen van het kind die mij van beneden met grote ogen aankijkt. Blij om mij te zien. Blij dat ze naar Stekelbees mag komen. De opvang waar ik werk. Ze vertelt honderduit over haar dag op school en over wat ze allemaal wil doen nu ik er ben. Ik glimlach oprecht en geniet van zij die haar gezicht tegen mijn buik duwt. Ik verleg mijn handen naar haar hoofd en druk haar tegen mij aan. De verbinding die haar zonder woorden vertelt dat ik haar bescherm en dat ze veilig is bij mij. Ik wil haar huilend vertellen hoe belangrijk dat op dit moment voor mij is. Haar onschuld, haar onbezorgdheid, haar vertrouwen in mij. Haar oprecht, onbezoedeld vertrouwen in mij. 
Op dit moment houden de kinderen in Stekelbees mij recht. Bij hen hoef ik niet bang te zijn voor de volgende ontmoeting. Daar breek ik niet. Daar is het doosje waar mijn broze kern in zit veilig en gesloten. Daar maak ik mezelf wie ik voor iedereen wil zijn. Zonder dat er vragen worden gesteld. Zonder dat ik confronterende gedachten door moet. Daar hang ik onder verf, knuffel ik, lees ik verhalen voor en geniet ik van de groei van anderen. Daar moet ik zelf even niet groeien. 

Ik haat hoeveel ik het woord "angst" en "bang" gebruik, hier en nu. Maar weet je, het is wat het is. Ik ben even heel bang. Bang dat iets kapot is, en dat het niet hersteld zal worden. Bang dat het gebrokene alleen nog maar meer zal breken. Maar ik kan niet meer doen dan afwachten en zien waar dit verhaal me brengt. Ik denk dat ik erdoor moet. 

Misschien moet ik nu maar even kind zijn, en dat kind vooral kind laten zijn. En misschien moet de volwassen ik maar even op de zijlijn gaan zitten, en vertrouwen op het feit dat dit moet om dat kind te laten groeien. Ik hoop dat ze zich snel veilig gaat voelen. Want ik wil hier even vertellen, in dit hoekje van het internet, dat het even heel erg zwaar is. Voor mijn kind en ik. 

(Artiest: Roiuky)