Pagina's

zaterdag 1 februari 2020

De schim

Met rode ogen trek ik de voordeur achter me dicht. Ik ben kwaad.
Op hem? Nee. Over zijn schim geworden gedaante hangt alleen verdriet.
Ik steek de oortjes in mijn oren en zet de muziek harder dan ik eigenlijk kan verdragen. Ik stap door en huil weer verder.
De nogal verouderde populatie in mijn dorp vindt alles en iedereen die een beetje anders is vreemd en ongemakkelijk. Ik trek er me dus geen zier van aan dat ik scheef bekeken word als ze mijn tranen zien. Ik doe wat ik altijd doe. Ik glimlach en knik vriendelijk.
Dat zouden mensen sowieso meer moeten doen. Lief zijn.
Het was nu ongeveer een maand. In die maand werden mijn wandelingen kalmer, minder geladen. In de maand die gepasseerd is voelde ik dat ik zelf de controle weer in handen kreeg. Heel stilletjes en voorzichtig. Maar toch.
Hoewel ik gewarig was, liet ik vertrouwen een beetje toe. Want na een lange tijd voelde iets weer juist.
Bij die gedachtes komt een volgende opwelling van verdriet en stap ik nog steviger door.
Hoe voorzichtig ik ook ben, het lijkt erop dat dat nog steeds niet genoeg is om mezelf te beschermen.
Ik herhaal alles in mijn hoofd, ten koste van mijn lach. Het voelde na lange tijd nog eens veilig. Gemeend. Oprecht. Hij gaf me mijn drang naar creativiteit terug. Dus, hoewel ik mezelf gezworen had het niet meer of nauwelijks te doen, opende ik mijn net herstelde cocon. Ik liet iemand toe. Opnieuw.
En hoewel ik na enige tijd iets van pijn voelde aankomen, dwong ik mezelf te geloven dat het niet altijd slecht moest aflopen. Want dit keer was het echt oprecht.
Van vandaag op morgen ging ook hij op in stof. Opnieuw buiten mijn controle. Ik keek maar toe. Dat was het.
De hevige wind maakt mijn verdrietige ogen droog. Alsof het een gevecht is tussen ik en de buitenlucht.
Alsof alles terug een gevecht geworden is. Opnieuw sta ik op nul.
In dat laatste tik ik mezelf op de vingers.
Ik duw mijn verdriet even weg en herinner mezelf eraan dat ik nog steeds aan het klimmen ben.
Ik herinner mezelf eraan dat ik in de job die ik nu heb mijn hoofd wél boven water kan houden. Dat ik er ondertussen in slaag om iets terug vol te houden en erin te groeien.
Ik kijk naar boven. De torenhoge bomen zwaaien onrustig heen en weer. Hoewel ze iets engs hebben vind ik het mooi.
De kracht van de natuur heb ik altijd al machtig gevonden. Ze troost me.
Ik weet weer even niet wat ik moet doen.

De avond valt en ik lig in de zetel, diep verscholen onder mijn dekentje. Ik zeg plannen met vrienden af, want ik zak terug weg en heb al mijn energie nodig om dat niet te ver te laten komen.
Op tv speelt "the secret life of pets". Een film die me niet echt ligt, maar er is niks anders.
Ik kijk naar Lizzy.
"Zeg, 't is een film voor jou".
Ik moet luidop lachen wanneer ze doodserieus naar mij kijkt, ze naast mij komt zitten en effectief naar tv begint te kijken. Ik knuffel haar dankbaar. Dat beest is echt grappig soms.

De dag erna focus ik me compleet op mijn werk. Kinderen zijn een gouden afleiding. Na mijn werk ga ik naar mijn ouders. Ik doe er alles aan om de zwarte put die zich opnieuw voor mijn voeten dringt te ontlopen. Ik weiger terug af te zakken.



Mijn wekkerradio vertelt me dat het zeven uur in de ochtend is. Al van vijf uur wacht ik op het gepaste moment om op te staan. Hoewel ik perfect weet welke woorden ik wil gebruiken in mijn blogpost twijfel ik. Opnieuw zo negatief? Ik kijk naar buiten. 't Is nog donker en het enige die van leven getuigt daarbuiten is de wind. Lizzy ligt zorgeloos op de stoel te slapen. Ik geniet van haar gezelschap. Ik hervat mijn gedachten.
Mijn blog hoorde over fotografie te gaan, over goeie ervaringen, verwarrend soms, maar groeiend. En nu? Opnieuw argumenteer ik tegen mezelf.
Dit is mijn plekje, mijn hoekje. Ik schrijf op goeie momenten, maar ik schrijf nog meer bij verdriet of verwarring. Ik merk dat het me helpt.
De neergepende woorden geven me rust, een overzicht. Vooral de moeilijke. Ik schrijf ze van me af en maak plaats voor ontwikkeling.
Alsof ik mezelf de toestemming geef om verder mijn weg te zoeken hijs ik me uit bed. Lizzy kijkt me half wakker aan en rekt zich uit. Alsof ze weet dat de dag begint wanneer ik opsta.

De positieve blogposts komen, de mooie woorden zullen in aantocht zijn en een goeie tijd komt wel. Ik zeg het zoals het is. Ik zit in een kutperiode.
En die heeft even veel recht van bestaan. Dus ik laat het toe. Tijd voor aanvaarding. Tijd om nog maar een beetje te groeien.

Ik trek een dikke trui aan, geef lizzy een zoen, zet me aan mijn laptop en laat ze stromen, de woorden.



(artiest onbekend)