Pagina's

zaterdag 21 december 2019

De afgrond

't Is weer zo'n nacht.

De wijzers geven mij 01:11. De onrust vertelt mij dat ik 04:00 nog zal zien.
Ik ruim als een gek mijn huis op. Want ik ben niet moe, en ik pieker.
De nood om te schrijven overvalt mij in een tweetal seconden en ik begin woorden aan mekaar te plakken in mijn hoofd.
Schrijf wat je voelt, zeg ik mezelf. Schrijf je rust terug. Schrijf wat je nu bent, en waar je heen wil.
Schrijf wat je was, waar je nu staat, wat je doel is.

Zet het op een rij, Tineke. Som het op, vat het samen, schrijf het weg, en vind je slaap.

Ik was onafhankelijk. Ik had een job waar kinderen hun armpjes naar mij uitstaken in overvloed van vertrouwen. Ik had een tweede job waar ik soms groepen van honderd man moest coördineren om hun herinnering zo in een portret te gieten. En dat lukte. Ik leidde, en dat deed ik goed. Ik woonde alleen en kon de eindjes aan mekaar knopen. Ik werkte aan een website waar ik mijn fotografie ging promoten én ik zelfgemaakte producten ging verkopen. Ik had een bedrijf die vorm aan het krijgen was en die had ik uit de grond gestampt. Ik had een goeie kern van vrienden en een fundering aan zelfvertrouwen. Ik had de moederwens die aan het ontaarden was in: fuck this, ik kan alleen een kind opvoeden. Daar heb ik niemand voor nodig. Ik had een moedige kracht om problemen van anderen te dragen en hen daarin te helpen. En daar had ik geen moeite mee. Ik droeg zware gesprekken, sprong om drie uur 's nachts in mijn auto als iemand mij wakker belde omdat ze mij als hun eerste backup zagen. Ik was op een hele eigen manier heel krachtig.

Ik ben de weg kwijt. Augustus kwam en ik stopte noodgedwongen een intense relatie. Van vandaag op morgen verloor ik mijn spraak en het vermogen om mijn lichaam te laten doen wat ik wilde dat het deed. Ik vluchtte naar mijn ouders en moest voor het eerst in mijn hele leven serieus worden opgevangen. Een intens gevoel van schuld en angst overvalt mij, en ik zit vast. Buiten tranen spreekt mijn lichaam niet meer. Ik moet het redden met gebaren en ik verlaat de zetel niet. Ik voel een crash die ik niet had zien aankomen. Noch weet ik hoe ik er mee om moet gaan. Ik recupereer een paar weken en werk hard om weer deftige volle zinnen te kunnen zeggen. Ik sleep me door gesprekken en grijp de helpende handen die mijn richting uitkomen. Ik zet mijn trots opzij en doe wat ik moet doen om een donkere put uit te komen. Ik werk keihard om ervoor te zorgen dat ik terug thuis kan gaan wonen, om van mijn huis weer een cocon te maken. En dat lukt me. September, oktober en november passeren.
De job bij de kindjes moest ik ondertussen achterlaten en inruilen voor een job in de verkoop. Ik voel me er niet goed, ik vind er mijn weg niet en voel een mist in mijn hoofd die steeds dikker wordt. Verwarring wordt opnieuw groter, het einde van zinnen krijg ik soms niet meer geuit en geld krijg ik niet meer geteld. De diepere put schuift zich ongevraagd onder mijn voeten, maar ik weiger te vallen.
De ene klap is amper geweken of de volgende klap komt. Het huis die ik huur wordt verkocht. Nu kijk ik het recht in de ogen, dat donkere.
Ik huil twee dagen als een idioot en raap mezelf weer bijeen.
Ondertussen vecht ik met eenzaamheid en zoek ik troost bij onbekenden. Een compleet nieuwe strategie, merk ik op, maar het helpt.
Het idee van het afgeven van mijn huis went en ik bereid me voor op een verhuis. Met ook dat in mijn rugzak krijg ik een derde klap.
Twee dierbaren die me diep raken. Geen woord maak ik hier nog aan vuil, maar het haalt me dieper onderuit.
Ik verlies de moed om dat zwarte gat nog een keer te ontlopen. Alsof het toch echt wel niet wijken zal.
Ik zweef met één voet over het gat die een afgrond wordt en twijfel om me te laten vallen. Het lijk geen zin te hebben, dat vechten. Ik sluit mijn ogen en voel de diepte van de afgrond. Een stilte, hoor ik. Dat en een woede die ik zelden voelde in mijn hele leven. En de drang om die te uiten.
De missende mogelijkheid daarin.
Opnieuw spreek ik af met iemand waar ik troost in vind. Hoewel ik het gevoel heb dat ook hij naar mij trekt verstrijken er nadien een paar weken en er komt een stille aanvaarding na een vriendelijke afwijzing.
Ha, ik begrijp hem door mijn gefrustreerde tranen heen. Ik ben niet wie ik ben. Ik ben klein, ik ben afhankelijk en grijp alles vast wat enigszins een cocon vormt. Dat is geen juiste fundering. Maar wat heb ik nu de pest aan rationaliteit. De afgrond die eerst beangstigend was, geeft me nu rust.

De moed om mezelf te blijven verweren is weg. Tijd voor serieuze hulp. Ik eis ze, en ik krijg ze. Ik grijp ze en ik ga terug aan het vechten.
Elke dag ga ik een uur stappen. Muziek luid in mijn oren, gedachten die alle kanten uit vliegen en ik die ze elke dag opnieuw op een rij zet.
Ik solliciteer in een buitenschoolse opvang en krijg de job. Ik weet hoe goed ik dat zal doen. Ik ben er goed in. De nieuwe mensen hebben geen oordeel en ik begin clean. Ik duw mensen weg die pijn veroorzaakten en zoek mensen op die alles lichter maken. Ik verwerk de afwijzing die blijkbaar dieper binnenkwam dan ik dacht en duw enige hoop weg. Ik zeg mezelf opnieuw dat kwetsbaarheid geen goede fundering is. Ook mijn bezorgdheid over Ollie duw ik weg, want ik moét echt eerst mezelf weer krachtig krijgen. Even krachtig als toen. Ik kan het niet dragen, dus ik doe het even niet. Ik zeg mezelf dat dat oké is.
Ik zeg mezelf dat ik mijn bedrijf nog tot januari on hold zet. En dan begin ik eraan. Dan pik ik ook die draad weer op. Ik geef mezelf de tijd tot februari om weer in te pikken op mijn vrijwilligerswerk  bij Boven De Wolken.

Tineke, verdomme, je zet stappen. En dat doe je goed.

Ik zucht diep. De klok vertelt me dat de tijd naar 02:51 sloop. Klaarwakker, nog steeds. Maar rustiger.
Ik lees wat ik net schreef en bevestig mezelf in vooruitgang.
Ik zie mijn doel. Ik word terug zoals voorheen. Onafhankelijk, sterk, speels. Een persoon om op te leunen en iemand met een tikkeltje eigenwijsheid.

Een vrouw die moeder is in vele opzichten. Iemand die ook zonder armen om zich heen stevig staat. Een vrijwilliger bij een vzw die mensen iets onbetaalbaars geeft in hun donkerste moment. Een vertrouwenspersoon naar kinderen en ouders toe en iemand die daarnaast een eigen bedrijf runt.



Ik heb het weggeschreven. Tijd om de slaap op te zoeken.




woensdag 13 november 2019

Wanneer loslaten groeien wordt

"Ga je mee hout sprokkelen?" Vraagt ze.

Ik pak me in met drie dikke truien, werkhandschoenen, beenwarmers en stevige bergschoenen en trek naar buiten met mijn ouders. Het is koud, maar de zon schijnt.
Het is zo van dat weer die je wangen roze maakt, je neus koud en je hart warm.
Ik kies er bewust voor om de koude lucht goed in te ademen.

Een meneertje van 89 staat ons enthousiast op te wachten aan de voordeur van zijn afgelegen huisje. We weten hoe zeer hij uitkeek naar ons bezoek.
Mijn ouders kent hij al, ik ben nieuw voor hem. Hij klampt me vast en vuurt verhalen over zijn zoon, zijn tuin en zijn vrouwtje op mij af. Geen speld is er tussen te krijgen. Dus ik glimlach. Heel oprecht.
Hij toont ons welk hout mag ingeladen worden en welk er nog moet gekapt of gesnoeid worden.
Hij regelt al meteen een "volgende keer" om een "volgende boom plat te leggen".
Zijn vrouw slaapt. Het gaat niet zo goed met haar, zegt hij.
"Ze vergeet nogal veel. Het is geen dementie. Maar ze vergeet nogal veel."

We werken door tot de zon valt. Lichtelijk vertederd door zijn grote ogen volgen we hem naar binnen voor een tas koffie.
Zijn vrouw is ondertussen wakker en biedt ons koekjes aan. Ze vertelt dat ze toch echt wel eens moet beginnen kuisen, want dat het al zo lang geleden is. Helemaal vergeten dat de grote kuis gisteren had plaatsgevonden. Ze zucht en lacht ermee. Wat een ongelofelijk lieve vrouw.
Ze vraagt of we thee moeten hebben en doktert samen met haar man uit hoe die waterkoker ook weer werkt. Hij is nog ongelofelijk bij de pinken en voert cultuur- en politiekgerichte gesprekken met mijn vader. Zij kijkt naar hem. Een beetje jaloers, merk ik, omdat hij alles nog zo goed weet.
Om de zoveel minuten herhaalt ze de vraag "nog een koekje? Neem maar!".
Een glimlach omtrekt mijn gezicht bij elke "nee hoor, dankjewel!" die telkens met dezelfde liefde in haar richting wordt teruggeworpen.
Ik zit er stilletjes bij. Ik denk aan Ollie. Hij zou dit meesterlijk gevonden hebben. Hoe hij haar telkens een "ja" geeft als ze voor de zoveelste keer vraagt of het water al opstaat. Telkens rustig, telkens liefdevol. Alsof het telkens opnieuw de eerste keer is dat hij die vraag krijgt. Hoe ook ik heel beleefd haar overvloed aan koekjes weiger.
"Da's allemaal niets he, dat vergeten". Zegt hij. "Maar dat zagen... En ze vergeet het steeds he!"
Ze lachen kostelijk. Heerlijk om te zien. Ze kijken mekaar eventjes en bijna onmerkbaar aan. Ze stralen zoveel liefde uit.
Ik besef hoe ik er een voorbeeld aan neem. Daar, op dat moment.
Ik voel een rust die ik al een hele tijd niet meer gevoeld heb. Het duurt maar even, maar het voelt goed.

Deze week voelde ik hoe mijn lichaam heel stilletjes terugkeerde naar een rustpunt. En vandaag werd dat een stukje sterker. Opnieuw. Lichtjes, maar positief.
Ik kom thuis en onderwerp mezelf aan de zoveelste portie zelfreflectie. Ik leg een afspraak vast bij mijn psycholoog en zeg mezelf dat ik goed bezig ben.

Ik som alles op en besluit daarbij iets positiefs te koppelen.

Ik verloor een relatie, maar hij noch ik verdwijnen van de aardbol. Geen ziel is verloren.
Mijn zelfvertrouwen is volledig onderuit gehaald, maar ik bouw het terug op. En dat doe ik goed.
Ik voel me eenzaam, maar ik weet wat liefde is.
Ik moet een nieuwe ondergrond zoeken, maar die ondergrond zal de mijne zijn.
Ik moet terugvallen op mijn ouders, maar ik héb ouders. Liefdevolle ouders! Dat is mijn fundering.
Mijn huisje die ik huur wordt verkocht. Ik moet een zoveelste cocon afgeven, maar dat kan een volledige nieuwe start betekenen. Loslaten is altijd mijn valkuil geweest, maar zo zal ik het leren.
Binnenkort ga ik terug werken en ik heb schrik voor roddels en bedenkelijke blikken. Maar ik zal tegen dan sterker in mijn schoenen staan, en ik ga mezelf uitdagen om mensen aan te spreken en dingen recht te trekken. 't Is een belachelijk grote angst, maar het zal me lukken.
Mijn job als fotograaf lag even stil. Maar 't was een welkome pauze.

Tijd om het weer op te pikken. Tijd om alles weer op te bouwen.
Ik denk aan het oude koppel en neem hen als voorbeeld.

Zij kunnen het. Ik ook.










dinsdag 24 september 2019

De storm

Lizzy spint.
Ik heb medelijden met haar.
"Vanavond kom ik terug." Beloof ik. "Vanavond slaap ik hier."

Een uur hou ik het vol. Ik verzet wat borden en orden wat kasten en dan plof ik neer. In een zetel, op mijn bed of gewoon op de grond.
Een uur, en dan ben ik weer leeg. Alsof mijn batterij nu officieel gewoon niet meer oplaadt. Kapot.
Buiten af en toe eens fronsend in mijn gesloten ogen wrijven doe ik het tweede uur helemaal niks. En zo gaat dat elke dag. Elke dag van de afgelopen maand.
Ik was het gewoon om van de stiltes te houden. Nu brengen ze alleen maar rotgevoelens, besef. Besef van angst, besef van eenzaamheid,
besef van een groot verlies aan vertrouwen in alles, in mijzelf.
Blijkbaar ben ik in een dal geraakt die dieper en zwarter is dan waar ik op anticipeerde. Ik wacht geduldig tot ik weer uit mijn stoppende tijd geraak.
Er zit niemand achter me, denk ik, niemand jaagt me op. Niemand ziet me. Ik heb tijd. Nog een week.

Voor de zoveelste keer herhaal ik alles in mijn hoofd terwijl ik probeer recht te staan.
Ik verzeker mezelf dat het de juiste keuze was om mijn job bij de kindjes achter te laten. Ik verdring de manier waarop dat moest gebeuren en duw het gemis van mijn kindjes weg. Ik verbied mezelf om aan een eigen kindje te denken. Ik dwing mezelf te geloven dat ik uit mijn relatie moest stappen, ongeacht de hoeveelheid liefde. Dat als ik het niet deed, mijn lichaam het duidelijk voor mij ging doen.
Ik verdring het gevoel van schuld en herhaal de woorden die ik las in het boek over het innerlijke kind. Ik duw het gemis weg.
Als de zoveelste berg die ik beklim sta ik eindelijk weer recht. Ik probeer, voor de zoveelste fucking keer, alles op een rij te krijgen. Al is het maar voor even.
Ik overloop alles nog eens. Ik probeer het breekpunt te zoeken.
Waar eindigde mijn draagvlak? En waar begon de barst in mijn ondergrond?
Waarom lukt het mij de ene dag, en moeten we de andere dag een dokter bellen omdat ik niet meer kan spreken?

Ik ga naar mijn overwoekerde tuin. Het oerwoud in wording kan me nog weinig schelen.
Opnieuw vecht ik. Sinds wanneer pak ik het niet meer aan? Sinds wanneer vergaat me de interesse in alles wat helend en creatief is? Waarom wacht ik zo lang met schrijven? Waarom ben ik na de bewerking van drie foto's kapot gewerkt? Waarom kan ik niet meer voor anderen zorgen?
Ik zucht diep. Alsof ik plots de definitie van onrust ben geworden druip ik terug af naar binnen.
Ik loop alle kamers nog eens af en plan wat ik ermee wil doen. Hoe ik elke kamer zo warm en gezellig mogelijk kan maken. Hoe ik van het huis opnieuw mijn thuis kan maken. Maar ook daarvoor is de batterij te plat.
"Begin opnieuw. Reset gewoon." Troost ik mezelf.
Lizzy trekt haar kopje scheef en kijkt me met een groot vraagteken aan. Ze brengt een glimlach op mijn gezicht.
" 't Zal jou een worst wezen he." Ik streel haar ruw en speels.
Ik trek mijn trui aan en sluit alle deuren. Ik besluit te bloggen. Ik moet ergens beginnen. Dat is altijd al met schrijven geweest.
Hoewel de moed me ontbreekt besluit ik het toch te proberen.

Door mijn tranen heen zeg ik Lizzy dat ik van haar hou.
"Vanavond niet, lieveke. Nog niet. Morgen misschien."
Ik wrijf de zoute druppels gefrustreerd weg en vertrek opnieuw naar mijn ouderlijke thuis.



donderdag 22 november 2018

Hoe ik het leven terugvond

Dit was het. Tybo was het.
Met die gedachte schreef ik het schrijven af.
Acht maanden lang liet ik mijn blog voor wat het was en deed ik gewoon mijn best om mezelf bij elkaar te houden.

Ik richtte mijn huis in zoals ik en ik alleen het wilde. Mijn atelier werd de belangrijkste kamer en mijn diertjes werden mijn kindjes.
Ik sliep de helft van mijn overvolle dagen bij mijn ouders, in mijn jeugdige kamer die nu vol dozen stond.
Het duurde even, het vergde vooral even, maar uiteindelijk vond ik mijn kern terug.
Hoewel de liefde voor Tybo blijft, werd het een andere soort. Want dat moest gewoon.
Het werd een zorgende. Een vangnet, enkel als het nodig is. Hier en daar een vertrouwde, verwarmende knuffel. Rauwe woorden wanneer die nodig zijn. En ik vind het prima zo.

Ik besloot alleen te blijven.
Ik "plande" één kind waar ik al mijn liefde in zou steken en het minimensje met alle krachten van de wereld een magische jeugd zou geven.
Ik zou leven van mijn foto's, verhalen en creatieve uitspattingen, en ik zou me wel redden. Een leven als sterke vrouw, dat zag ik wel zitten.

Het blijkt waar wat ze zeggen. Als je besluit een deur te sluiten, opent er een andere.
Daar stond Ollie. Op straat, naar mij te grijnzen.
Lap, daar gaat mijn plan...

Hoewel ik er eigenlijk nog niet klaar voor was gaf die jongen mijn leven een complete draai.
De wereldverbeteraar, schrijver, dromer. Hard werkend om in de wereld van het sociaal werk te bloeien.
Hij gaf, en geeft me nog steeds, tijd. Rust. Hoewel woorden uit mijn typende vingers willen rollen, hou ik ze nog even bij me, want die woorden dragen een geheel eigen verhaal.

------

Klara verwarmt de koude slaapkamer.
De enige wekker waar ik niet halsoverkop van wakker schrik jaagt ons, weliswaar vriendelijk, vanonder de veel te comfortabele dekens.
04:00, zegt ze.
Mijn nog half slapende lief grijpt me vast en knuffelt me innig. Ik mag van hem nooit het bed uit binnen de vijf minuten.
Mijn dag begint gevuld met warmte. Ik zeur niet over het vroege uur. Ollie neemt me mee, en ik weet niet waarheen.
We maken ons klaar, pakken onze zak met enkel het hoogstnoodzakelijke en zetten Lizzy, ons katje, af bij mijn ouders.
Mama lijkt deel van het plan te zijn, want ze staat klaar met haar jas aan. Die vrouw is de beste moeder die je je kunt inbeelden.
Ze zet ons af aan het Brugse station die naar mijn denken al veel te druk bevolkt is op dit vroeg ochtendse uur. We brengen in totaal zo'n twee en een half uur door op de trein, ontbijten bij de overstap op een plekje waar ze enkel frans spreken, en vervolgen onze reis met eindbestemming Maastricht.
De twee daaropvolgende dagen neemt hij me mee naar een klassiek concert in een kapel, op de vensterbank waar hij wijn drinkt en ik mijn hoofd op zijn schouder rust. We ontdekken de straten, duistere kerken en foto tentoonstellingen, oude boekenwinkeltjes en vegan eettentjes. We graven naar kleine cafeetjes waar we, als het aan ons zou liggen, nachten zouden doorschrijven, vertellen, lezen.
We verdwalen op onze zo eigen manier, missen bussen en slaan verkeerde straten in.
We maken nog net die ene foto voor de gsm definitief uitvalt en onze o zo nodige gps het dus ook niet meer doet.
We zoeken elkaars warmte door de snijdende wind heen en vergeten alle snippers die de dag daarvoor nog zorgen waren.
We slapen in een hotel waar het ondanks de novemberse koude snikheet is en spelen in het bed als kleine kinderen.
Als hij wint en ik dus alweer niet meer weg kan bedank ik hem voor alles.

We keren terug met een gevoel van innerlijke rust. De treinrit naar huis is donker, en het uitzicht wordt belemmerd door de lichten die in de trein branden. We hebben de wagon voor ons alleen, naast het oude heertje met de franse toupet. Ollie slaapt.
De man naast ons is een heerlijk figuur. Alsof hij recht uit een karikatuur zou kunnen gestapt zijn.
Hij kijkt de hele tijd en als onze blikken kruisen knipoogt hij speels. Niet pervers, maar genietend. We starten een spel. Ik wil een portret van hem,
en hoewel ik mijn camera niet één keer echt opricht heeft hij me in het snotje. Het is speels, onschuldig. Hij verdwijnt even, en bij het terugkomen vang ik zijn reflectie. Trots ben ik, want ik heb één foto. Een goede waarschijnlijk niet, maar onmenselijk waardevol.
De trein vertraagt en leidt ons naar het uitstappen. Onze blikken kruisen opnieuw.
"Bonne journée." Hij glimlacht plezierig. Het maakt hem mooi.
"Bonne journée." Glimlach ik terug.

Ook op de volgende trein zitten we alleen met een ouder koppel, ik vermoed vrienden, naast ons en een luid snurkende vrouw aan het einde van het gangpad.
Ik luister hun gesprekken af. Niet uit onbeleefdheid, maar genot.
Ze lezen boeken en spreken over kleine, mooie dingen in het leven. Ze lachen oprecht.
Ollie en ik vertellen en houden elkaars hand vast. We delen gedachten en ambeteren elkaar. Ik krijg de slappe lach bij een foutje bij het afroepen op de trein en het ouder koppel lijkt mee te genieten van onze onnozeligheid. We komen aan in Brugge en de snurkende vrouw slaapt door.
"Wekken we haar?" Vraag ik Ollie.
"Maken we haar wakker?" vraagt de man zijn goede vriendin.
Hij passeert de vrouw en zegt luid. "Brugge." Helemaal niets.
Na een driemalige herhaling wekt hij haar. Ze schrikt wakker en brabbelt vanalles in het frans. Ze praten even en een heerlijk luide kattenkwaadlach van de man vult de wagon.
Die lach wekt onze lach opnieuw en houden elkaar zo een tijdje aan.
We stappen samen uit, Ollie pakt mijn hand en we zweven naar de plek waar mama ons opnieuw opwacht. Ik kijk naar Ollie.

Dit is het.