Pagina's

woensdag 3 februari 2021

De dossierkast

 Ik denk niet dat ik harder kan knijpen. 

Alsof het kussen mij het onrecht van de wereld heeft aangedaan knijp ik alle lucht eruit. Ik smeek het om mij terug te knuffelen. 
Ik laat mijn tranen vallen op de wollen hoes en beeld me in dat die warmte de warmte van een ander lichaam is. 
Het is een honger die je niet stilt met eten. 

Ik ben de racende gedachten hijgend uit het oog verloren en geef het op voor vanavond. 
Kwaad, verdrietig, klein, onwaardig. Dat zijn de veel te bekende gevoelens die mij niet lossen. 
Ik verwijt mezelf dat ik me te comfortabel heb gevoeld, dat het te goed ging. Dat het nooit té goed mag gaan. 
Ik huil nog een beetje meer. Morgen zal het zelfmedelijden geleken hebben, maar nu zijn ze rauw, de tranen. Ze stoppen niet en ik laat ze toe.
Dat is het enige dat ik kan doen om mezelf te troosten en mezelf moe genoeg te krijgen om zonder al te veel donkere wolken de slaap in te vallen. 


Mijn knuffelcontact is iemand uit mijn kinderlijk verleden die op het juiste moment kwam piepen. 
Wat voor mij beangstigend snel leek, werden we close en besloten we elkaar toe te laten in wat we nu een normaliteit beginnen vinden: de bubbel. 
Ik word terug gezogen naar het gevoel die ik had toen ik onverwacht terug de auto in stapte. 
Ik die mij trachtte zo normaal mogelijk te gedragen met hier en daar een luchtig woord in een poging mijn gekwetste zieltje niet té veel te tonen. 
Ik wist dat ik faliekant gefaald had aangezien de tranen er van bij het begin al bij waren en we elkaar écht goed hebben leren kennen omdat we tegen onze natuur in niemand anders dan elkaar hadden om op terug te vallen.  
Op dat eigenste moment had ik ook een trots moment. Want hoewel ik in voorgaande gelijkende situaties de gebeurtenis minimaliseerde en liet blijken dat "ik het maar was dus dat het echt wel oké was", kon ik nu een blijk geven van zelfrespect. Als het niet oké is, dan is dat niet oké en dan heb ik het recht om mezelf naar waarde te schatten. Een minuscuul moment was het, maar het was iets dat ik kon meenemen.
Later, als ik een beetje sterker in mijn schoenen stond, zou ik voor mezelf proberen opkomen zonder dat ik het respect naar hem toe zou verliezen of hem zelf klein zou maken. 

De warmte van mijn traan is al verdampt. Geen illusie meer van lichaamswarmte. Geen borst om mijn oor op te laten rusten.
Het kussen gaat niet op en neer, ik hoor geen hart. Als een vloedgolf komt de tweede tranenval. 
Ik heb zin om letterlijk met mijn ogen te liggen draaien als ik terugdenk aan de woorden van mijn psycholoog: "Automatische gedachten". 
De gedachten waarmee ik mezelf al knockout sla zodat de ander het niet meer moet doen. 
De gedachte dat iedereen mij laat vallen als er iets beters op hun pad komt. Dat ze me snel beu zullen zijn. Dat het niet té goed mag gaan, omdat er anders een ander in het spel komt, een ex terugkeert, ik "toch dat niet ben" of het "aan mij ligt, niet aan jou." De automatische reactie om mijn hoofd steevast met overtuiging te schudden wanneer iemand zegt dat ik mooi ben. 
Die gedachten hou ik ten alle tijde in een stoffige dossierkast achteraan in mijn hoofd. Op die manier kan ik mezelf al klein maken zodat de ander het niet meer moet doen. Als ik het zelf doe doet het minder pijn. Dan heb ik de controle en ben ik veilig. 

Strontvervelend is het, die kast. Maar veel te gemakkelijk om erin te rommelen.
Voor elke gebeurtenis heb ik een ander dossiertje. Een volautomatische reactie, voortstammend uit patronen die telkens opnieuw gebeurden in het verleden, klaar om als schild naar voor te schieten.
't Is vals, want ze zijn niet echt, en ze weerhouden me ervan om te vertrouwen in dingen op te bouwen met andere mensen.

Ik schiet gillend wakker. Het licht is mijn kamerraam al binnengevallen en ik vloek omdat ik denk dat ik te laat zal zijn op mijn werk. 
't Is zondag, ik moet helemaal niet werken. 
Het was een onrustige nacht vol nachtmerries en ik word vermoeider wakker dan toen ik ging slapen. 
Vanavond bezoek ik met de nodige veilige maatregelen mijn ouders dus ik besluit om vandaag te wijten aan voor mezelf zorgen.
Wenen als het moet, onder mijn dekentje kruipen en mij vooral niet te veel aantrekken van wat de wereld van mij verwacht. 
Vandaag moet ik mezelf een beetje redden. 
Ik kijk naar oma's foto. Ik had haar de avond voordien gesmeekt om me te bezoeken in mijn droom. Ze had het niet gedaan, en eigenlijk maar goed ook. Ik denk dat ik er niet goed van zou geweest zijn. 
Ik mis haar elke minuut van elke dag. Ik weet dat zij zich vaak ook zo voelde. 
Huidhonger, gemis, een verlangen naar iets wat je niet kunt krijgen. Voor ik me te eenzaam ga voelen wend ik mijn blik van haar af. 
De dag sluit zoals ze openging en ik laat de tijd zijn ding doen. 
Mama pakt me vast die avond. Ik schrik, want we zijn enorm voorzichtig. Alsof mijn lichaam dat zelf al lang had beslist hou ik abrupt mijn adem in in de gedachtegang dat ik haar zo meer zou beschermen. Ook papa neemt me vast en ik word overgoten met dankbaarheid. Ik glimlach en wil het moment zo lang mogelijk vasthouden. Wat voor ons vroeger soms minutenlang kon duren, duurt nu een paar seconden. Maar bij het loslaten voel ik een donker gewicht met die beweging meegaan. Weg. Goed voor de hele avond. 


Dagen passeren en ik babbel diep met mijn knuffelcontact. Ik verwijt mezelf dat ik niet voor hem kan zorgen omdat ik zelf een beetje moest vechten. Die gedachte wordt gevolgd door het besef dat ik het moet afleren om de verhalen van anderen als de mijne te zien. Ik vertel mezelf dat ik naast de ander kan staan, maar dat ze het zelf moeten doen. Die belofte aan mezelf hou ik vast, dat is een hele belangrijke. Als ik die belofte niet hou, verdrink ik. En dat doe ik niet meer. Vorig jaar was de laatste keer. 

Bijna een week passeerde er ondertussen. Opnieuw ben ik voor mezelf een beetje omhoog geklommen.
Ik doneer het grootste deel van mijn spullen en steek de rest in dozen, klaar voor de verhuis. Klaar voor belachelijk veel nieuwe hoofdstukken bijeen. Allemaal gepland, allemaal met de intentie om mijn leven beter te maken, om alleen te kunnen leven en compleet onafhankelijk te zijn. 

De emotieschommelingen zijn een gevolg van de breuk vorig jaar en de depressie die daarop volgde.
Maar ik zie verbetering. Ik word sneller terug veerkrachtig en ik ben daar ongelofelijk trots op.  

De mensen zijn donker op dit moment. Papa vertelt me dat dat eigen is aan pandemieën. De protesten, de zure smaak van woorden,
het verdrinken van empathie en de opmars van egoïsme en wijzende vingers.
Ik neem zijn woorden mee en steek ze in mijn andere dossierkast. Daar achteraan in mijn hoofd. Ik besluit ook die bij te houden.
Om te kunnen relativeren wanneer dat nodig is. 
De mensen zijn donker, maar dat zal passeren. De pandemie zal zoals alle andere krimpen tot een griepvariant en zoals de babyscheutjes in de australische bossen zullen ook wij weer kunnen hergroeien. 
De dagdagelijkse energie die zich bront vanuit knuffels, aanraking en affectie heeft zware klappen gekregen. Ik heb alle dagen honger. 

Maar dat komt goed. Het is een feit dat het goed komt. En de trieste tranen zullen blije worden als ik de wind onder mijn kleren zal voelen wanneer ik met anderen zal dansen op muziek die mijn ziel terug zal voeden. 


(foto: Lorin Renodeyn)


woensdag 23 december 2020

Duizend brieven

 Lieve oma,


Duizend brieven schrijf ik jou in mijn hoofd. 


De verbondenheid in de familie was groot vandaag. We staken helemaal zelf jouw afscheidsdienst in elkaar en voerden die zonder enige onbekende die alles "aan mekaar praatte" voor elkaar uit. 
Papa zong voor jou, naar jou. Net zoals hij droegen nonkel Rudi en mama alles op de liefde van muziek.

Ik denk dat je niet half beseft hoe belangrijk je bent voor ons. 
De voorbije dagen waren diepzwart. Ik sleepte mij naar mijn werk waar ik mijn verstand op nul moest zetten op alle vlakken. Het was echt overleven. 
Ik kwam huilend toe en kon niet meer stoppen. Ik moest naar buiten gaan en je vragen om mij de kracht te geven om de dag door te komen.
Ik hoorde je zeggen wat je echt zou gezegd hebben tegen mij.

"Ademen meistje, gewoon ademen. Je moet er door. Je bent veel sterker dan je denkt hoor, dat gaat wel lukken."
En ik die daar als een rare sta te knikken. Alsof ik voel dat je ze écht tegen me zegt. Ik voél dat je ze echt tegen me zegt.

Nooit voelde ik iemands ziel zo dicht bij mij. Ik spreek mij nooit uit over leven na de dood, reïncarnatie, zielen die blijven hangen of als geest terugkeren. Ik spreek er niks over uit omdat ik er niets over weet. Maar waarom voel ik jou dan nu zo sterk? Alsof jouw ziel een deeltje van de mijne werd. Kan dat? Beeld ik mij dat in? Maar waarom dan alleen bij jou? Waarom voelt alles wat de "mens en maatschappij" inhoudt nu ineens veel miniemer? Waarom ben ik nu ineens veel meer "heelal gericht", alsof je jouw levenservaring in mij overgoot? Waarom voel ik jou zo intens? 

De kerstdagen zullen anders zijn, maar hoewel iedereen maar blijft zeuren zal dit volgens mij een hele mooie zijn. Met jouw kaarsje bij mij, naast mij. Het kaarsje die ik van jou kreeg en die ik moest branden als ik jou miste wanneer ik eenzaam was.
Niet wetende dat ik hem tijdens die zware weken non stop zou branden. 

De dag van jouw vertrek zou de kaars zijn opgebrand. Bewust liet ik een beetje over. Morgen brand ik hem op, op kerstmis. Alsof het zo moet zijn. 

Duizend brieven wil ik jou nog schrijven. Ik wil je vastnemen, je hand terug voelen in de mijne.
Ik wil jou nog om zoveel raad vragen en jouw ogen zien glinsteren, je lach horen en dom doen met jou. 

Je zult me door de komende weken loodsen, want dat deed je nu ook al non stop.

Och, lieve oma. Ik beloof jou dat ik mij ga vrijvechten. Ik beloof jou dat ik het leven voor mezelf ga uitstippelen die ik wil. Ik beloof jou dat ik niet meer voor anderen ga leven in de mate dat ik dat vroeger wel deed. Ik beloof jou dat ik zal groeien, voor mezelf zal opkomen. Ik beloof jou om intens te leven en mijn leven enkel nog zoal verrijken met mensen die mijn ziel voeden. 
Ik heb jou alles gezegd, en toch. Ik wil ze nog eens zeggen. Ik wil ze meer zeggen. 



Vrouwmens, ik zie jou doodgraag. Ik kijk naar je op en ik heb ongelofelijk veel van je geleerd. 
Ik zal met je blijven praten en je om raad blijven vragen. Als het leven mij overvalt zal ik omhoog kijken en opnieuw beseffen dat het allemaal vergankelijk is. 

Niets is van ons, alles is geleend. Minder bezit, meer connectie met de aarde, de wortels, de bomen, de dieren, de zielen, de wind, het water en het vuur. 
Zo wil ik leven en zo ga ik leven. Stapje per stapje. Met jouw hand in de mijne en jouw ketting rond mijn hals. 


Veel liefs,
Je kleindochter





dinsdag 10 november 2020

De kracht van verlangen

15:00, slaat de klok. 

Een roodblauwe gloed sijpelt mijn raam binnen en komt me vertellen dat de avond heel vroeg valt vandaag.
Al de hele dag ben ik dingen aan het maken. Naaien, plakken, opzoeken, puzzelen, oplossen en ontwerpen. Ik ben al maanden als een gek aan het werk om mijn (voor mij niet zo) kleine droom naar de realiteit te tillen. Een creatief hoofdberoep. 

Op ritme van muziek duw ik het naaldje door de stof en denk ik aan Gent. 
De stad waar ik tot voor kort drie kwart van mijn sociaal leven spendeerde. De stad waar ik nu al bijna een jaar niet meer geweest ben, noodgedwongen. Een plotse golf van eenzaamheid overvalt mij.
Ik hou me aan de regels want ik wil dat we snel alles terug kunnen oppikken. Maar toch, soms word ik triest. 

Het kleine dorpje waar ik woon is stil, levenloos. Mensen zijn er nors en koud. Boos op elkaar.
De naald gaat opnieuw door de stof terwijl ik even naar buiten kijk en ik besluit om mezelf vijf minuten te geven om professioneel te zagen. 



Ik mis het dansen.
Al meer dan een half jaar heb ik niet meer gedanst, ben ik niet meer naar boombal geweest.
Heb ik geen vrienden meer geknuffeld, knuffelkonijn dat ik ben.
Ik mis mijn vrienden.
Ik mis de nachtelijke avonturen in de stad.
Ik mis het spontaan afspreken met dierbaren.
Ik mis mijn ouders, ook al mag ik op een afstandje zitten in hun tuin en genieten van hoe zij het kampvuur in gang houden.
Ik mis mijn broers.
Ik mis het om samen met de oudste te werken aan mijn website.
Ik mis het spontaan aanraken van mensen om te tonen dat ik me openstel.
Ik ben gefrustreerd omdat ik niemand meer kan leren kennen en dat ik dus op mijn achtentwintigste nog altijd alleen ben, niemand oprecht kan liefhebben en mijn zielswens naar een kindje alleen maar opschuift.
En god, wat mis ik mijn oma. 



Voila, vijf minuten heb ik mezelf gegeven. En ik heb eens goed gemokt. Ik steek de kaars aan die ik van oma kreeg.
Een kaars waar de instructies specifiek verzochten om hem alleen aan te steken als ik een eenzaam momentje had. Topvrouw, mijn oma.
Ik kijk dankbaar naar het dansend vlammetje. Want mijn oma is nog in ons midden. Ik stuur haar een berichtje en ben blij dat we beiden in staat zijn om met elkaar te communiceren. Te vertellen. Te connecteren. Ik adem in en besef dat er mensen zijn die happen naar de lucht die ik vlotjes tot mij neem. Dus ik ben weer dankbaar. Ik besef heel bewust dat ik adem. Mijn katje komt kopjes geven. Ik ben helemaal niet alleen. Ik heb zalige ouders, machtige vrienden, fantastische huisdiertjes, een dak boven mijn hoofd en een sociaal leven die ik hopelijk binnen een jaar weer helemaal kan oppikken.

" 't Is een beetje oorlog he.." Zegt papa soms. Misschien wel. Soort van. Alleen gelukkig zonder bommen en gruwelijke bloedtaferelen waar kinderen hun vermiste ouders zoeken en niet weten wat het woord "jeugd" betekent. 

"Maar ook die is gestopt." Voegt hij er dan altijd aan toe. Wijze man, mijn papa. Ik glimlach. 

Er zijn nog pandemieën geweest. Nog wereldoorlogen, nog rampen. Ik heb geduld en kijk met sterrenogen uit naar mijn eerste dans, mijn eerste nieuwe kennismaking, mijn eerste nachtelijke uitstap in de straten van de levende stad. Ik kijk uit naar de nieuwe geuren, nieuwe sferen, het speelse geflirt en de diepe gesprekken met verrijkende mensen. Och man, ik kijk er zo naar uit. 








zaterdag 30 mei 2020

Een typemachine, papier en goeie gedachten.

Het getik van mijn oude typemachine vult mijn atelier. De ochtendzon valt op zijn klavier en mijn vingers spelen met de schaduw.
Sinds ik hem herstelde is elk excuus goed genoeg om een brief te schrijven.

In mijn vredige chaos vlieg ik van hier naar daar. Ik maak een inventaris van alle materialen die ik heb en maak de berging vrij. Helemaal leeg. Met een voldane grijns kijk ik naar wat ik bereikt heb de laatste weken.
Ik dans in dit moment zorgeloos op de muziek en kan eindelijk terug de controle over mijn gedachten krijgen. Ik stel me de berging voor, gevuld met alles wat mijn nieuw project inhoudt.
Al weken ben ik nu al aan het werken aan mijn idee. En het geeft me zoveel energie. Mijn plan om het op de markt te brengen krijgt vorm.

In mijn job ben ik nog steeds zoekende. En dat vraagt veel energie. Maar voor de rest gaat het goed. Het gaat zo goed.
Het kost me niet zoveel tijd meer om te herstellen van energiegezuig. Sinds een week of drie is de storm gaan liggen. Eindelijk.
Sinds een week of drie kan ik weer andere dingen voelen dan zwart, onrust, stilte. Ik voel de veerkracht eindelijk terugkomen waarvan ik zo bang was dat ik die kwijt zou zijn geweest. Ik kan opnieuw een boek lezen zonder elke pagina vier keer te moeten lezen en het dan te moeten opgeven.
Ik voel dat ik eindelijk, na bijna een jaar herstel, niet meer in mijn reserves moet tasten elk moment er iets van mij gevraagd wordt.
Ik verdrink niet meer. En het voelt zo veilig, zo vertrouwd, zo bevrijdend.

Sinds een week weet ik dat ik officieel in mijn huisje kan blijven wonen. Een zorg die ik uit mijn achterhoofd kan schrappen. In diezelfde week verloor ik een huisdiertje, en hoewel het mijn zo ongelofelijk veel verdriet deed ben ik dankbaar dat ze bij mij was, en ik bij haar. Dat ze bij mij mocht wonen en dat ze in mijn armen gestorven is, veilig. Een half jaar geleden zou ik opnieuw gebroken zijn, maar zij was mijn bevestiging dat ik kracht aan het herwinnen ben.
Met een zoentje op haar neus zei ik haar dat ik haar graag zag en dat ik hoopte dat ze een goed leven had gehad bij mij.

Ik kijk tevreden naar het eindresultaat van mijn typwerk.
Lotje, mijn konijntje, ligt aan mijn voeten te dommelen en ik ben in vrede met mezelf. De doelen in mijn leven komen terug en ik krijg terug ambities.
Zo besluit ik grote kuis te houden in mijn leven. In mijn huis, in mensen die ik al dan niet nog toelaat, in bezittingen en vooral in dingen die mij energie geven of ontnemen. Ik leerde mijn energie beschermen. Ik beloof mezelf hier en nu plechtig dat ik het nooit nog zo ver laat komen en dat ik mijn grenzen beter zal bewaken. Een zware belofte, want dat vind ik ongelofelijk moeilijk.
Ik besluit veel meer zelf te maken en te genieten van de processen.

Sinds kort heb ik niemand anders meer nodig om een zwarte leegte op te vullen.
Ik schreef neer waar ik dankbaar voor was, en elke dag vul ik de lijst aan.


  • Ik heb huisdiertjes die zo ongeveer mijn kindjes zijn, waar ik voor kan zorgen. 
  • Ik geniet enorm van een brandend vlammetje.
  • Als ik thuiskom staat Lizzy, mijn katje, me op te wachten aan de deur. Dan voel ik me geliefd.
  • Ik heb twee ouders die mij ongelofelijk ondersteunen. Die supporteren, die mij liefhebben. Ik ben een ongelofelijk grote gelukzak. 
  • Het geluid van onweer. Er is niks mooiers. 
  • Een krachtige vriendenkring die mij aanvaardt zoals ik ben in mijn totaliteit, geen maskers. 
  • De mogelijkheid om zelfstandig te leven en niks te kort te komen. 
Ik heb niet te klagen, verre van. 
De fysieke eenzaamheid is er nog, maar ik kan er mee om. Ik aanvaard. En het is verrijkend. Ik leer. Ik bezit eindelijk terug de capaciteit om terug te leren. Het gaat goed. 




Ik lig op mijn buik. Mijn neus raakt bijna die van de wolf. Ook hij ligt neer. We kijken naar elkaar. Niet dreigend, niet vechtend maar in rust. 
Ik glimlach. In de verte hoor ik mijn innerlijke kind spelen met een klein wolfje. Mijn kin rust op mijn arm, en de andere streelt zijn neus. 
Zijn hart slaapt, en zijn ogen nu ook. De ketting heb ik niet meer in mijn hand. Die hand wordt nu gebruikt om terug verbinding te zoeken met de wolf. 
Hij is niet meer immens groot maar ik besef dat hij nooit de gestalte van een normale wolf zal aannemen. Maar zoals het nu is, is dat oke. 
Ik neem er vrede mee. En hij voorlopig ook.