Pagina's

zondag 22 maart 2020

Wanneer ik met de zon besloot mee te gaan

21 maart.
Twijfelend kijk ik naar mijn gsm.
Vandaag kleur ik groen. Ik glimlach sinds lange tijd oprecht.
Sinds januari hou ik mijn moods bij in kleuren.
Fel groen vertaalt naar een fantastische dag. Groen naar een goeie, positieve dag.
Met geel ben ik de dag doorgekomen, maar dat is het dan ook. Oranje vertelt stress en angst. En rood toont een zware, donkere dag.
Deze maand kleurt geel en oranje, en af en toe rood. Geel zag ik als goed.
Gisteren besloot ik dapper te zijn en de medicatie te stoppen.
De laatste keer dat ik dat probeerde viel ik diep en greep ik er snel naar terug.
Maar ik ben gegroeid sindsdien. Gekalmeerd.
De donkere wolk die corona heet ademt een bizarre stilte door de aarde. Een stilte die eerst vervreemdend aanvoelde, maar nu een vrij unieke rust door mijn haren blaast.
Faalangst vermindert, want op mijn werk heb ik soms maximum vijf kinderen onder mijn hoede.
Ik kan plots heel individueel te werk gaan en krijg sinds hele lange tijd inspiratie door en voor hen.
Een inspiratie die ik sinds augustus miste en waar ik wanhopig naar op zoek was.
Mijn fotografie ligt noodgedwongen stil, en hoewel ik het enorm mis, valt ook daar de druk weg.
Alles valt stil. Heel even moet ik niet meer voldoen. Moet ik niet doen alsof ik sterk ben. En laat dat nu de sleutel zijn tot kracht herwinnen.
Alles rustig, alles stil, en écht eens op een zelfgekozen tempo.
Sinds lange tijd voel ik trots bij mezelf. Ook vandaag liet ik het kleine roze pilletje links liggen, en ook nu kijk ik een zwarte wolf kalm maar recht in de ogen. Vertrouwd maar, sinds die lange tijd, stilaan terug in controle.
De wolf dreigt niet meer, maar laat ik stil, en vooral op een rustig tempo tot mij komen.

22 maart.
De muzikale livestream van Duo Absynthe vult mijn atelier en ik dans.
Alleen, als een gek.
Ik ben ze dankbaar.
Mensen worden creatief, merk ik. Ze zoeken sociaal contact via technologie en ik ga er helemaal in mee.
Ik en mijn vrienden besloten elke vrijdag een virtueel kampvuur te houden en ik kijk nu al uit naar volgende vrijdag.
Ook vandaag glimlach ik. De tweede dag waar ik een lach op mag plakken.
Ik heb zin om muziek te spelen en ik schrik daarvan. Geen viool zoals anders, maar gitaar. Ik wil gitaar leren. Al jaren eigenlijk, maar nooit begon ik eraan.
De vermiste inspiratie keerde sinds gisteren plots terug. En ik vraag me af wat er gebeurd is sinds dien, wat er veranderd is.
Is het echt die algemene rust die heelt? Is het echt de tijd die herstelt?
Ik analyseer mijn gedachten. Een vrij speciale ziel vertelde me in januari dat hij moest leren om alleen te zijn.
Ik heb toen zijn voorbeeld gevolgd en merk nu dat dat goed was. De drang naar armen rond de mijne is niet meer overheersend.
Hoewel het affectiebeest in mij altijd zijn recht van bestaan zal hebben. Maar het lijkt terug in evenwicht te geraken. Het voelt als een verademing.

Ik besluit een oprecht zelfportret te maken.
Een die de lente omarmt. De winter was lang en donker en heeft alles uit me gehaald wat er nog uit te halen viel. En dat was niet veel meer.
Ik vraag de lente om mijn ziel terug te vullen.
"Laat me groeien zoals de bloemen in mijn tuintje dat doen."
Ik zoek kracht, zelfvertrouwen, de zon.
Aan mijn zelfvertrouwen heb ik als een gek gewerkt.
"Je bent mooi" resulteerde onverbiddelijk in gemeend hoofdgeschud van mij.
Ondertussen leerde ik met hulp dat dat voortkomt uit angst en conditionering.
Ik besloot het nooit te geloven. Dan was er ook geen manier om iets terug van me af te nemen.
Want dat "iets" heb ik dan nooit gehad. Het liep telkens fout, dus dan kon ik het maar beter zelf fout laten lopen, onder mijn controle.
Angst "beschermt" in mijn ogen, maar moest ik vervangen door "ontneemt".
Dat besef resulteert in de wetenschap dat ik van een laag pitje terug moet beginnen maar dat het wel goed komt.

Ik ben voorzichtig. Ik weet dat de goeie dagen voorgaan aan slechte. Dat dit een up is, en dat er nog een down komt.
Ik bereid me voor, maar ik geloof dat ik het kan.

Sinds gisteren veranderde er iets. 't Komt wel goed.















zaterdag 1 februari 2020

De schim

Met rode ogen trek ik de voordeur achter me dicht. Ik ben kwaad.
Op hem? Nee. Over zijn schim geworden gedaante hangt alleen verdriet.
Ik steek de oortjes in mijn oren en zet de muziek harder dan ik eigenlijk kan verdragen. Ik stap door en huil weer verder.
De nogal verouderde populatie in mijn dorp vindt alles en iedereen die een beetje anders is vreemd en ongemakkelijk. Ik trek er me dus geen zier van aan dat ik scheef bekeken word als ze mijn tranen zien. Ik doe wat ik altijd doe. Ik glimlach en knik vriendelijk.
Dat zouden mensen sowieso meer moeten doen. Lief zijn.
Het was nu ongeveer een maand. In die maand werden mijn wandelingen kalmer, minder geladen. In de maand die gepasseerd is voelde ik dat ik zelf de controle weer in handen kreeg. Heel stilletjes en voorzichtig. Maar toch.
Hoewel ik gewarig was, liet ik vertrouwen een beetje toe. Want na een lange tijd voelde iets weer juist.
Bij die gedachtes komt een volgende opwelling van verdriet en stap ik nog steviger door.
Hoe voorzichtig ik ook ben, het lijkt erop dat dat nog steeds niet genoeg is om mezelf te beschermen.
Ik herhaal alles in mijn hoofd, ten koste van mijn lach. Het voelde na lange tijd nog eens veilig. Gemeend. Oprecht. Hij gaf me mijn drang naar creativiteit terug. Dus, hoewel ik mezelf gezworen had het niet meer of nauwelijks te doen, opende ik mijn net herstelde cocon. Ik liet iemand toe. Opnieuw.
En hoewel ik na enige tijd iets van pijn voelde aankomen, dwong ik mezelf te geloven dat het niet altijd slecht moest aflopen. Want dit keer was het echt oprecht.
Van vandaag op morgen ging ook hij op in stof. Opnieuw buiten mijn controle. Ik keek maar toe. Dat was het.
De hevige wind maakt mijn verdrietige ogen droog. Alsof het een gevecht is tussen ik en de buitenlucht.
Alsof alles terug een gevecht geworden is. Opnieuw sta ik op nul.
In dat laatste tik ik mezelf op de vingers.
Ik duw mijn verdriet even weg en herinner mezelf eraan dat ik nog steeds aan het klimmen ben.
Ik herinner mezelf eraan dat ik in de job die ik nu heb mijn hoofd wél boven water kan houden. Dat ik er ondertussen in slaag om iets terug vol te houden en erin te groeien.
Ik kijk naar boven. De torenhoge bomen zwaaien onrustig heen en weer. Hoewel ze iets engs hebben vind ik het mooi.
De kracht van de natuur heb ik altijd al machtig gevonden. Ze troost me.
Ik weet weer even niet wat ik moet doen.

De avond valt en ik lig in de zetel, diep verscholen onder mijn dekentje. Ik zeg plannen met vrienden af, want ik zak terug weg en heb al mijn energie nodig om dat niet te ver te laten komen.
Op tv speelt "the secret life of pets". Een film die me niet echt ligt, maar er is niks anders.
Ik kijk naar Lizzy.
"Zeg, 't is een film voor jou".
Ik moet luidop lachen wanneer ze doodserieus naar mij kijkt, ze naast mij komt zitten en effectief naar tv begint te kijken. Ik knuffel haar dankbaar. Dat beest is echt grappig soms.

De dag erna focus ik me compleet op mijn werk. Kinderen zijn een gouden afleiding. Na mijn werk ga ik naar mijn ouders. Ik doe er alles aan om de zwarte put die zich opnieuw voor mijn voeten dringt te ontlopen. Ik weiger terug af te zakken.



Mijn wekkerradio vertelt me dat het zeven uur in de ochtend is. Al van vijf uur wacht ik op het gepaste moment om op te staan. Hoewel ik perfect weet welke woorden ik wil gebruiken in mijn blogpost twijfel ik. Opnieuw zo negatief? Ik kijk naar buiten. 't Is nog donker en het enige die van leven getuigt daarbuiten is de wind. Lizzy ligt zorgeloos op de stoel te slapen. Ik geniet van haar gezelschap. Ik hervat mijn gedachten.
Mijn blog hoorde over fotografie te gaan, over goeie ervaringen, verwarrend soms, maar groeiend. En nu? Opnieuw argumenteer ik tegen mezelf.
Dit is mijn plekje, mijn hoekje. Ik schrijf op goeie momenten, maar ik schrijf nog meer bij verdriet of verwarring. Ik merk dat het me helpt.
De neergepende woorden geven me rust, een overzicht. Vooral de moeilijke. Ik schrijf ze van me af en maak plaats voor ontwikkeling.
Alsof ik mezelf de toestemming geef om verder mijn weg te zoeken hijs ik me uit bed. Lizzy kijkt me half wakker aan en rekt zich uit. Alsof ze weet dat de dag begint wanneer ik opsta.

De positieve blogposts komen, de mooie woorden zullen in aantocht zijn en een goeie tijd komt wel. Ik zeg het zoals het is. Ik zit in een kutperiode.
En die heeft even veel recht van bestaan. Dus ik laat het toe. Tijd voor aanvaarding. Tijd om nog maar een beetje te groeien.

Ik trek een dikke trui aan, geef lizzy een zoen, zet me aan mijn laptop en laat ze stromen, de woorden.



(artiest onbekend)













zaterdag 21 december 2019

De afgrond

't Is weer zo'n nacht.

De wijzers geven mij 01:11. De onrust vertelt mij dat ik 04:00 nog zal zien.
Ik ruim als een gek mijn huis op. Want ik ben niet moe, en ik pieker.
De nood om te schrijven overvalt mij in een tweetal seconden en ik begin woorden aan mekaar te plakken in mijn hoofd.
Schrijf wat je voelt, zeg ik mezelf. Schrijf je rust terug. Schrijf wat je nu bent, en waar je heen wil.
Schrijf wat je was, waar je nu staat, wat je doel is.

Zet het op een rij, Tineke. Som het op, vat het samen, schrijf het weg, en vind je slaap.

Ik was onafhankelijk. Ik had een job waar kinderen hun armpjes naar mij uitstaken in overvloed van vertrouwen. Ik had een tweede job waar ik soms groepen van honderd man moest coördineren om hun herinnering zo in een portret te gieten. En dat lukte. Ik leidde, en dat deed ik goed. Ik woonde alleen en kon de eindjes aan mekaar knopen. Ik werkte aan een website waar ik mijn fotografie ging promoten én ik zelfgemaakte producten ging verkopen. Ik had een bedrijf die vorm aan het krijgen was en die had ik uit de grond gestampt. Ik had een goeie kern van vrienden en een fundering aan zelfvertrouwen. Ik had de moederwens die aan het ontaarden was in: fuck this, ik kan alleen een kind opvoeden. Daar heb ik niemand voor nodig. Ik had een moedige kracht om problemen van anderen te dragen en hen daarin te helpen. En daar had ik geen moeite mee. Ik droeg zware gesprekken, sprong om drie uur 's nachts in mijn auto als iemand mij wakker belde omdat ze mij als hun eerste backup zagen. Ik was op een hele eigen manier heel krachtig.

Ik ben de weg kwijt. Augustus kwam en ik stopte noodgedwongen een intense relatie. Van vandaag op morgen verloor ik mijn spraak en het vermogen om mijn lichaam te laten doen wat ik wilde dat het deed. Ik vluchtte naar mijn ouders en moest voor het eerst in mijn hele leven serieus worden opgevangen. Een intens gevoel van schuld en angst overvalt mij, en ik zit vast. Buiten tranen spreekt mijn lichaam niet meer. Ik moet het redden met gebaren en ik verlaat de zetel niet. Ik voel een crash die ik niet had zien aankomen. Noch weet ik hoe ik er mee om moet gaan. Ik recupereer een paar weken en werk hard om weer deftige volle zinnen te kunnen zeggen. Ik sleep me door gesprekken en grijp de helpende handen die mijn richting uitkomen. Ik zet mijn trots opzij en doe wat ik moet doen om een donkere put uit te komen. Ik werk keihard om ervoor te zorgen dat ik terug thuis kan gaan wonen, om van mijn huis weer een cocon te maken. En dat lukt me. September, oktober en november passeren.
De job bij de kindjes moest ik ondertussen achterlaten en inruilen voor een job in de verkoop. Ik voel me er niet goed, ik vind er mijn weg niet en voel een mist in mijn hoofd die steeds dikker wordt. Verwarring wordt opnieuw groter, het einde van zinnen krijg ik soms niet meer geuit en geld krijg ik niet meer geteld. De diepere put schuift zich ongevraagd onder mijn voeten, maar ik weiger te vallen.
De ene klap is amper geweken of de volgende klap komt. Het huis die ik huur wordt verkocht. Nu kijk ik het recht in de ogen, dat donkere.
Ik huil twee dagen als een idioot en raap mezelf weer bijeen.
Ondertussen vecht ik met eenzaamheid en zoek ik troost bij onbekenden. Een compleet nieuwe strategie, merk ik op, maar het helpt.
Het idee van het afgeven van mijn huis went en ik bereid me voor op een verhuis. Met ook dat in mijn rugzak krijg ik een derde klap.
Twee dierbaren die me diep raken. Geen woord maak ik hier nog aan vuil, maar het haalt me dieper onderuit.
Ik verlies de moed om dat zwarte gat nog een keer te ontlopen. Alsof het toch echt wel niet wijken zal.
Ik zweef met één voet over het gat die een afgrond wordt en twijfel om me te laten vallen. Het lijk geen zin te hebben, dat vechten. Ik sluit mijn ogen en voel de diepte van de afgrond. Een stilte, hoor ik. Dat en een woede die ik zelden voelde in mijn hele leven. En de drang om die te uiten.
De missende mogelijkheid daarin.
Opnieuw spreek ik af met iemand waar ik troost in vind. Hoewel ik het gevoel heb dat ook hij naar mij trekt verstrijken er nadien een paar weken en er komt een stille aanvaarding na een vriendelijke afwijzing.
Ha, ik begrijp hem door mijn gefrustreerde tranen heen. Ik ben niet wie ik ben. Ik ben klein, ik ben afhankelijk en grijp alles vast wat enigszins een cocon vormt. Dat is geen juiste fundering. Maar wat heb ik nu de pest aan rationaliteit. De afgrond die eerst beangstigend was, geeft me nu rust.

De moed om mezelf te blijven verweren is weg. Tijd voor serieuze hulp. Ik eis ze, en ik krijg ze. Ik grijp ze en ik ga terug aan het vechten.
Elke dag ga ik een uur stappen. Muziek luid in mijn oren, gedachten die alle kanten uit vliegen en ik die ze elke dag opnieuw op een rij zet.
Ik solliciteer in een buitenschoolse opvang en krijg de job. Ik weet hoe goed ik dat zal doen. Ik ben er goed in. De nieuwe mensen hebben geen oordeel en ik begin clean. Ik duw mensen weg die pijn veroorzaakten en zoek mensen op die alles lichter maken. Ik verwerk de afwijzing die blijkbaar dieper binnenkwam dan ik dacht en duw enige hoop weg. Ik zeg mezelf opnieuw dat kwetsbaarheid geen goede fundering is. Ook mijn bezorgdheid over Ollie duw ik weg, want ik moét echt eerst mezelf weer krachtig krijgen. Even krachtig als toen. Ik kan het niet dragen, dus ik doe het even niet. Ik zeg mezelf dat dat oké is.
Ik zeg mezelf dat ik mijn bedrijf nog tot januari on hold zet. En dan begin ik eraan. Dan pik ik ook die draad weer op. Ik geef mezelf de tijd tot februari om weer in te pikken op mijn vrijwilligerswerk  bij Boven De Wolken.

Tineke, verdomme, je zet stappen. En dat doe je goed.

Ik zucht diep. De klok vertelt me dat de tijd naar 02:51 sloop. Klaarwakker, nog steeds. Maar rustiger.
Ik lees wat ik net schreef en bevestig mezelf in vooruitgang.
Ik zie mijn doel. Ik word terug zoals voorheen. Onafhankelijk, sterk, speels. Een persoon om op te leunen en iemand met een tikkeltje eigenwijsheid.

Een vrouw die moeder is in vele opzichten. Iemand die ook zonder armen om zich heen stevig staat. Een vrijwilliger bij een vzw die mensen iets onbetaalbaars geeft in hun donkerste moment. Een vertrouwenspersoon naar kinderen en ouders toe en iemand die daarnaast een eigen bedrijf runt.



Ik heb het weggeschreven. Tijd om de slaap op te zoeken.




woensdag 13 november 2019

Wanneer loslaten groeien wordt

"Ga je mee hout sprokkelen?" Vraagt ze.

Ik pak me in met drie dikke truien, werkhandschoenen, beenwarmers en stevige bergschoenen en trek naar buiten met mijn ouders. Het is koud, maar de zon schijnt.
Het is zo van dat weer die je wangen roze maakt, je neus koud en je hart warm.
Ik kies er bewust voor om de koude lucht goed in te ademen.

Een meneertje van 89 staat ons enthousiast op te wachten aan de voordeur van zijn afgelegen huisje. We weten hoe zeer hij uitkeek naar ons bezoek.
Mijn ouders kent hij al, ik ben nieuw voor hem. Hij klampt me vast en vuurt verhalen over zijn zoon, zijn tuin en zijn vrouwtje op mij af. Geen speld is er tussen te krijgen. Dus ik glimlach. Heel oprecht.
Hij toont ons welk hout mag ingeladen worden en welk er nog moet gekapt of gesnoeid worden.
Hij regelt al meteen een "volgende keer" om een "volgende boom plat te leggen".
Zijn vrouw slaapt. Het gaat niet zo goed met haar, zegt hij.
"Ze vergeet nogal veel. Het is geen dementie. Maar ze vergeet nogal veel."

We werken door tot de zon valt. Lichtelijk vertederd door zijn grote ogen volgen we hem naar binnen voor een tas koffie.
Zijn vrouw is ondertussen wakker en biedt ons koekjes aan. Ze vertelt dat ze toch echt wel eens moet beginnen kuisen, want dat het al zo lang geleden is. Helemaal vergeten dat de grote kuis gisteren had plaatsgevonden. Ze zucht en lacht ermee. Wat een ongelofelijk lieve vrouw.
Ze vraagt of we thee moeten hebben en doktert samen met haar man uit hoe die waterkoker ook weer werkt. Hij is nog ongelofelijk bij de pinken en voert cultuur- en politiekgerichte gesprekken met mijn vader. Zij kijkt naar hem. Een beetje jaloers, merk ik, omdat hij alles nog zo goed weet.
Om de zoveel minuten herhaalt ze de vraag "nog een koekje? Neem maar!".
Een glimlach omtrekt mijn gezicht bij elke "nee hoor, dankjewel!" die telkens met dezelfde liefde in haar richting wordt teruggeworpen.
Ik zit er stilletjes bij. Ik denk aan Ollie. Hij zou dit meesterlijk gevonden hebben. Hoe hij haar telkens een "ja" geeft als ze voor de zoveelste keer vraagt of het water al opstaat. Telkens rustig, telkens liefdevol. Alsof het telkens opnieuw de eerste keer is dat hij die vraag krijgt. Hoe ook ik heel beleefd haar overvloed aan koekjes weiger.
"Da's allemaal niets he, dat vergeten". Zegt hij. "Maar dat zagen... En ze vergeet het steeds he!"
Ze lachen kostelijk. Heerlijk om te zien. Ze kijken mekaar eventjes en bijna onmerkbaar aan. Ze stralen zoveel liefde uit.
Ik besef hoe ik er een voorbeeld aan neem. Daar, op dat moment.
Ik voel een rust die ik al een hele tijd niet meer gevoeld heb. Het duurt maar even, maar het voelt goed.

Deze week voelde ik hoe mijn lichaam heel stilletjes terugkeerde naar een rustpunt. En vandaag werd dat een stukje sterker. Opnieuw. Lichtjes, maar positief.
Ik kom thuis en onderwerp mezelf aan de zoveelste portie zelfreflectie. Ik leg een afspraak vast bij mijn psycholoog en zeg mezelf dat ik goed bezig ben.

Ik som alles op en besluit daarbij iets positiefs te koppelen.

Ik verloor een relatie, maar hij noch ik verdwijnen van de aardbol. Geen ziel is verloren.
Mijn zelfvertrouwen is volledig onderuit gehaald, maar ik bouw het terug op. En dat doe ik goed.
Ik voel me eenzaam, maar ik weet wat liefde is.
Ik moet een nieuwe ondergrond zoeken, maar die ondergrond zal de mijne zijn.
Ik moet terugvallen op mijn ouders, maar ik héb ouders. Liefdevolle ouders! Dat is mijn fundering.
Mijn huisje die ik huur wordt verkocht. Ik moet een zoveelste cocon afgeven, maar dat kan een volledige nieuwe start betekenen. Loslaten is altijd mijn valkuil geweest, maar zo zal ik het leren.
Binnenkort ga ik terug werken en ik heb schrik voor roddels en bedenkelijke blikken. Maar ik zal tegen dan sterker in mijn schoenen staan, en ik ga mezelf uitdagen om mensen aan te spreken en dingen recht te trekken. 't Is een belachelijk grote angst, maar het zal me lukken.
Mijn job als fotograaf lag even stil. Maar 't was een welkome pauze.

Tijd om het weer op te pikken. Tijd om alles weer op te bouwen.
Ik denk aan het oude koppel en neem hen als voorbeeld.

Zij kunnen het. Ik ook.