Mijn kin rust op mijn handen terwijl ik naar mijn scherm kijk.
Mijn ogen vallen dicht en ik denk aan hoe ver ik achterloop met de bewerking van mijn foto's.
Ik wrijf over mijn nek in de ijdele hoop de permanente knobbels los te krijgen.
Voor ik het weet zit ik diep in gedachten. Geen al te positieve.
Wanneer ik buiten ben, onder mensen, is het gemakkelijker om mezelf ervan af te leiden. Maar als ik alleen ben (en dat is best vaak), kan ik bijna niet anders dan mijn aandacht richten op de constante pijn in heel mijn lichaam.
Mijn laatste opflakkering van spierverkrampingen was de langste die ik tot nu toe al gehad heb. En hoewel ik eerlijk kan zeggen dat het niet de ergste was, heeft deze de pittigste nasleep.
Ik kijk opnieuw naar mijn scherm en wil terug verder werken, maar ik zucht. Nee, nog eventjes niet, nog even rusten.
De laatste pijnepisode nam een groot deel van mijn fysieke vrijheid weg.
Hurken voelt alsof ik een split moet doen, koude wind brengt de boodschap van de keuze tussen heel erge voorzichtigheid (op batterijen verwarmde kledij, duizend kledinglagen, krukken in de aanslag en alertheid rond mijn manier van bewegen) of drie dagen spierverkrampingen en de trilplaat waarin ik investeerde (tegenwoordig nog mijn enige vorm van beweging) werd ondertussen ook een trigger voor pijn.
Ik duw harder op mijn nek en sluit mijn ogen, geïrriteerde wenkbrauwen naar beneden gericht.
Ik betrap mezelf op een slachtoffermoment.
"Als ik nu eens één dag geen pijn zou moeten hebben, ik zou nogal energie hebben."
"Hoezo krijg ik het lijf van een tachtig jarige?"
"Wat doe ik hier zo verkeerd? Wat mis ik toch in godsnaam?"
"Waarom is het voor een ander zo gemakkelijk om op z'n knieën te zitten terwijl dat voor mij een complete workout is?"
Mijn ogen zijn nog steeds gesloten. Ik denk aan mijn werk.
Mijn gezondheid maakte de laatste maanden zo'n felle sprong achteruit dat ik voor het eerst schrik heb voor de toekomst.
De reportages van drieëntwintig uur die ik vroeger kon dragen, kan ik me nu niet meer inbeelden.
Ik probeer de facebookpagina terug op gang te krijgen, maar zelfs dat lijkt plots een immense berg waar ik even de moed niet voor vind om ze te beklimmen. Hoe hard ik ook blijf proberen.
Ik open mijn ogen wanneer ik mijn neerwaartse spiraal onderschep. Ik zucht, weerhou mezelf ervan om dieper te gaan maar laat de gedachten wel even bestaan. Soms doet het gewoon ook eens deugd, mokken, vloeken.
En 't is waar, wat ik allemaal zou kunnen doen als ik energie zou hebben en pijnloos door het leven zou kunnen gaan.
Voorzichtige, timide traantjes borrelen lichtjes en haast onzeker ergens rond mijn ogen bij die gedachten.
Jah, stel je voor, stel je voor dat dat wel in mijn toekomst ligt. Dat ze de oorzaak vinden, en dat ik mijn fysieke vrijheid kan herwinnen. Ik laat de traantjes, net als de gedachten, bestaan. Stel je voor...
Ik kijk naar het bed waar ik zo graag in zou gaan liggen.
Er in ploffen alsof ik de hike van mijn leven achter de rug heb en er dan uiteraard niet meer uit geraken.
Een nieuwe gedachte belt aan.
"Wat als dit het beste is wat het ooit nog zal zijn, en het van hieruit alleen maar slechter wordt?"
Ik trek mijn wenkbrauw op alsof er een wezentje in mijn hoofd zit die mij een slecht gevoel wil geven.
Luidop zeg ik: "Zeg, 't zal hier een beetje gaan hé."
We'll make it work, ga ik verder in mijn hoofd, tegen dat wezentje. We vinden wel iets. Dat doen we altijd.
Ik denk aan het creatieve idee dat ik al een jaar aan het uitwerken ben en ik glimlach. De uitbreiding van mijn job maar dan hélemaal anders.
Ik glimlach nog breder, word zó blij en ben zo trots op het idee. Het is een concept waar ik geen spierkracht voor nodig heb. Iets wat ik altijd zal kunnen doen, ongeacht hoe mijn lieve lichaam zich voelt.
We'll make it work, herhaal ik tegen het wezentje. Wetende dat dat wezentje mij gewoon wil voorbereiden op het ergste. Ik bedank het ervoor.
"We zijn niet alleen.", zeg ik. Ik aai het over z'n bolletje en kijk heel intentioneel met liefde naar mijn lichaam. Het lichaam dat blijkbaar veel meer moet incasseren dan de gemiddelde mens, en die het toch maar doet.
Een vlaag van dankbaarheid overvalt me opnieuw, want ze doet het toch maar, mijn lijveke.
't Komt wel goed. Efkes mokken, efkes vloeken, en dan vooral zacht blijven. Want dat hebben we nodig op deze mooie aardbol. Zachtheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten