Pagina's

maandag 13 januari 2025

Het geschenk van het donker

Mijn ogen zijn vermoeid van het computerscherm.
Ik ben moe, maar mijn mentale energie zit goed.
Ik denk aan deze morgen. Aan M. Ik hoor het mezelf nog zeggen:

"Wij zitten zo hard op dezelfde frequentie. Oh, het doet me zo goed om mensen als jij rond me te hebben."
"Zot he..." zegt ze.
"De rest kan de boom in."

Er zit nog kwaadheid in die zin, maar tegenwoordig ook vooral kracht en evenwicht. En daar bedank ik die kwaadheid voor.
Ik vertelde haar het verhaal van de afgelopen tien maanden. All of it. Hoe ik me gevoeld heb, hoe hard ik gevochten had om vanalles en nog wat in stand te houden en op te vangen, de angstaanvallen die ermee gepaard gingen, de zelftwijfels, de zorgen, de nieuwe aanpakken, de therapiesessies,... En man, wat deed het deugd om niet te moeten afwegen.

"Mijn standaard ligt zo anders nu." zeg ik. "En 90% van mijn omgeving is daardoor weggevallen."
Ze knikt. Herkent haar eigen verhaal in dat van mij. 
"Ik ben er niet triest om. Niet meer. Dat eenzame en pijnlijke rouwproces maakte ik maanden geleden door." 

Er beweegt vanalles op mijn computerscherm. Mijn muis zwiert van hier naar daar om foto's te verslepen, templates te maken, teksten te schrijven en concepten uit te werken.
Ik herhaal ons gesprek verder in mijn hoofd.

"Je zou denken dat het nog zwaarder zou wegen nu, en dat was ook zo hé, in het begin, maar..."
"- Bevrijdend hé." Ze maakte mijn zin af. Ik zuchtte, blij dat ze me begreep. Zo blij dat wij samen keihard werkten aan onszelf en wie we zijn.
"Échte ruimte voor nieuw." Glimlach ik. "Voor mensen en omgevingen die in lijn zijn met wie ík ben."

Ik vertelde hoe alles in één keer afgebrokkeld was op een paar maanden tijd. Relaties, vriendschappen en werk. Want mijn ogen werden op alle vlakken tegelijk plots geopend. Er ging een lampje branden. Ik kon niet zijn wie ik écht was zonder gevolgen. Ik vroeg op een cruciaal moment om diepe hulp, diepe verbinding, diepe eenheid, en ik werd op mezelf toegewezen. Hetgeen waar ze van zeiden dat ik ze moest vertrouwen. Hetgeen waarvoor ik zo, zo hard gewerkt had om te proberen vertrouwen. En dat was mijn kantelpunt geweest. Dus ik liet het brokkelen, ik liet het instorten. Ik keek toe en dacht aan een quote uit Outlander, een Netflixserie die mijn virtuele safespace werd: "For now, all you gotta do is breathe." Dus ik begon daarnaar te leven.

Ik liet los en koos voor mijn authenticiteit. Doodeng was het, is het. Maar wat is de groei exponentieel geweest tot nu toe.

Ik stop even met werken en voel een golf van gemis. Soms is ze daar nog, die eenzaamheid, die gekwetstheid, die kwaadheid.
Ik vertel mezelf dat er niets moet gebroken worden. Dat maakte ik voor mezelf ook meteen uit nadat het bewustzijn me getroffen had. 
Ik denk aan mama's woorden: "Ze schuiven gewoon een wagonnetje op in je trein." Ik glimlach wanneer ik eraan denk. "Plezier en kameraadschap." zegt ze. "En dan heb je zij die in je bubbel mogen, bij je kern. De voorste wagon."

Ze heeft gelijk. Al was het voor mij altijd een huis. Zij die in mijn voortuin mogen vertoeven, kampvuurtjes maken, dansen, plezier maken, en zij die binnen mogen in mijn huis. Tijd om grote kuis te doen in dat huis, en er een paar te laten doorschuiven naar de voortuin.

Ik kijk trots naar mijn computerscherm. Naar mijn nieuw kindje. Het project dat ik twee jaar geleden opstartte en dat nu eindelijk haar vorm begint aan te nemen. Mijn tweede bedrijf. Mijn grote visie, mijn grote doel. Groter dan mijn fotografie. De nieuwe energie die zich door mijn werkveld zal blazen nu ik ook daar ruimte heb gemaakt voor nieuwe dingen.
Efkes keihard doorboeren en alles op alles zetten, me terugtrekken in een gesloten cocon en daarna uitvliegen en leven zoals ik het wil.
Ach, en weer ben ik zo dankbaar voor de zware dingen. Want daar zitten ze, mijn kantelpunten, mijn doorbraken, mijn groeimomenten. Het donker dat ervoor zorgt dat ik mijn lichtjes terug kan leren aansteken. De cocon die van de rups een vlinder maakt.

Wat is het toch machtig, dit alles.
Yeah, I got this.



vrijdag 22 november 2024

Ik glimlachte, aaide het over z'n bolletje en zei: 't komt wel goed.

 Mijn kin rust op mijn handen terwijl ik naar mijn scherm kijk.
Mijn ogen vallen dicht en ik denk aan hoe ver ik achterloop met de bewerking van mijn foto's.
Ik wrijf over mijn nek in de ijdele hoop de permanente knobbels los te krijgen. 

Voor ik het weet zit ik diep in gedachten. Geen al te positieve.
Wanneer ik buiten ben, onder mensen, is het gemakkelijker om mezelf ervan af te leiden. Maar als ik alleen ben (en dat is best vaak), kan ik bijna niet anders dan mijn aandacht richten op de constante pijn in heel mijn lichaam. 

Mijn laatste opflakkering van spierverkrampingen was de langste die ik tot nu toe al gehad heb. En hoewel ik eerlijk kan zeggen dat het niet de ergste was, heeft deze de pittigste nasleep.

Ik kijk opnieuw naar mijn scherm en wil terug verder werken, maar ik zucht. Nee, nog eventjes niet, nog even rusten. 
De laatste pijnepisode nam een groot deel van mijn fysieke vrijheid weg.
Hurken voelt alsof ik een split moet doen, koude wind brengt de boodschap van de keuze tussen heel erge voorzichtigheid (op batterijen verwarmde kledij, duizend kledinglagen, krukken in de aanslag en alertheid rond mijn manier van bewegen) of drie dagen spierverkrampingen en de trilplaat waarin ik investeerde (tegenwoordig nog mijn enige vorm van beweging) werd ondertussen ook een trigger voor pijn.

Ik duw harder op mijn nek en sluit mijn ogen, geïrriteerde wenkbrauwen naar beneden gericht.
Ik betrap mezelf op een slachtoffermoment.
"Als ik nu eens één dag geen pijn zou moeten hebben, ik zou nogal energie hebben."
"Hoezo krijg ik het lijf van een tachtig jarige?"
"Wat doe ik hier zo verkeerd? Wat mis ik toch in godsnaam?"
"Waarom is het voor een ander zo gemakkelijk om op z'n knieën te zitten terwijl dat voor mij een complete workout is?"

Mijn ogen zijn nog steeds gesloten. Ik denk aan mijn werk.
Mijn gezondheid maakte de laatste maanden zo'n felle sprong achteruit dat ik voor het eerst schrik heb voor de toekomst.
De reportages van drieëntwintig uur die ik vroeger kon dragen, kan ik me nu niet meer inbeelden. 
Ik probeer de facebookpagina terug op gang te krijgen, maar zelfs dat lijkt plots een immense berg waar ik even de moed niet voor vind om ze te beklimmen. Hoe hard ik ook blijf proberen.

Ik open mijn ogen wanneer ik mijn neerwaartse spiraal onderschep. Ik zucht, weerhou mezelf ervan om dieper te gaan maar laat de gedachten wel even bestaan. Soms doet het gewoon ook eens deugd, mokken, vloeken. 
En 't is waar, wat ik allemaal zou kunnen doen als ik energie zou hebben en pijnloos door het leven zou kunnen gaan. 
Voorzichtige, timide traantjes borrelen lichtjes en haast onzeker ergens rond mijn ogen bij die gedachten.
Jah, stel je voor, stel je voor dat dat wel in mijn toekomst ligt. Dat ze de oorzaak vinden, en dat ik mijn fysieke vrijheid kan herwinnen. Ik laat de traantjes, net als de gedachten, bestaan. Stel je voor...

Ik kijk naar het bed waar ik zo graag in zou gaan liggen.
Er in ploffen alsof ik de hike van mijn leven achter de rug heb en er dan uiteraard niet meer uit geraken.

Een nieuwe gedachte belt aan.
"Wat als dit het beste is wat het ooit nog zal zijn, en het van hieruit alleen maar slechter wordt?"
Ik trek mijn wenkbrauw op alsof er een wezentje in mijn hoofd zit die mij een slecht gevoel wil geven.
Luidop zeg ik: "Zeg, 't zal hier een beetje gaan hé."
We'll make it work, ga ik verder in mijn hoofd, tegen dat wezentje. We vinden wel iets. Dat doen we altijd.
Ik denk aan het creatieve idee dat ik al een jaar aan het uitwerken ben en ik glimlach. De uitbreiding van mijn job maar dan hélemaal anders.
Ik glimlach nog breder, word zó blij en ben zo trots op het idee. Het is een concept waar ik geen spierkracht voor nodig heb. Iets wat ik altijd zal kunnen doen, ongeacht hoe mijn lieve lichaam zich voelt.
We'll make it work, herhaal ik tegen het wezentje. Wetende dat dat wezentje mij gewoon wil voorbereiden op het ergste. Ik bedank het ervoor.
"We zijn niet alleen.", zeg ik. Ik aai het over z'n bolletje en kijk heel intentioneel met liefde naar mijn lichaam. Het lichaam dat blijkbaar veel meer moet incasseren dan de gemiddelde mens, en die het toch maar doet.
Een vlaag van dankbaarheid overvalt me opnieuw, want ze doet het toch maar, mijn lijveke. 


't Komt wel goed. Efkes mokken, efkes vloeken, en dan vooral zacht blijven. Want dat hebben we nodig op deze mooie aardbol. Zachtheid. 


(artiest onbekend <3 )


dinsdag 13 augustus 2024

Barst in het hart

 03:37...

Het zal wel weer bijna licht gaan worden buiten.

De steen in mijn maag wordt te zwaar, een zoveelste vloedgolf reist naar boven en ik moet recht gaan zitten in mijn bed om niet te verdrinken in tranen.

"Hoe ga ik hier door geraken?" Hoor ik mezelf huilend vragen in de leegte van een veel te grote kamer, mijn gezicht troostzoekend in mijn handen.

Hij vertrok rond 01:00. Het kampvuur was compleet uitgedoofd. Ik had het nog gerokken door de kleine vonkjes aan te blazen. Ik had ernaar zitten kijken met waterogen. Ik wilde niet alleen zijn met het vuur. Kampvuren wakkeren mijn gedachten aan, en op dit moment heb ik er teveel, ben ik er teveel mee alleen, vind ik geen weg meer naar evenwicht.

Ik had me op dwaze wijze voorgenomen het nooit nog te doen, liefdesverdriet. Een schamele belofte die niet te houden is. 

Ik voelde het hout van de vloer op mijn voeten terwijl ik naar boven liep. Het droeg de warmte van de dag nog. Ik besloot die warmte als troost en geborgenheid te zien terwijl ik dacht, voelde: "dit is niet hoe onze zielen het hadden afgesproken."

"Tja, misschien net wel." Het antwoord wanneer ik het deken over me trok, me inbeeldend dat het een knuffel was. 

Ik kijk voor me uit. De tranen zijn weer even op en mijn traankanaaltjes wachten op hun volgende levering. 't Is hoogseizoen.

Ik probeer diep te ademen. Merk dat er kwaadheid gemengd zit in mijn verdriet. Onmacht, wrok bijna. En ook hier oefen ik weer om niet hard te zijn voor wat ik voel en het er te laten zijn, erbij te zitten. Want in de laatste maanden is de grond vanonder mijn voeten verdwenen op alle verbindingsvlakken in mijn leven. Alles ineens, want zo gaat dat wanneer je akkoord gaat met een mentale groeispurt. 

En daar is hij plots, de oude metgezel, isolatie. 

Eenzaamheid is een beest. En net nu is mijn grote schakelpunt naar de nieuwe, gezonde patronen. In werking zetten waar ik zo belachelijk hard voor gewerkt heb. Doorvoelen, erbij blijven, uitzoeken wat ik nodig heb, mezelf in een versneld tempo een pak beter leren kennen, mezelf heruitvinden, nieuwe mensen leren kennen, oefenen in loslaten, rouwen zoals het voorbestemd is, dichter bij mezelf komen, enkel nog de mensen toelaten die écht zorgen voor mijn hart, mensen die mijn energie beantwoorden met dezelfde frequentie, mijn zelfzorg upgraden, voor mezelf kiezen, voor het verloren kind in mij zorgen en haar geven waar ze nood aan heeft, waar ze recht op heeft. Uitzoeken wat dat precies is, hoe ik haar kan bereiken.

Ik kijk nog steeds voor me uit. Mijn knieën opgetrokken en mijn armen erom heen geslagen. Ik zie water. Ik maak een mentaal papieren bootje en leg er de herinneringen in, het toekomstbeeld, het beeld van kindjes, een nestje, de ik die ik was bij hem. 

Ik leg het bootje op het water en voel angst. Angst voor verlating, voor pijn, verlies, verandering. Verandering is niet slecht, maar wat als er niets in de plaats komt? Wat als dit is hoe het voor altijd zal zijn?

De nieuwe levering tranen komt toe wanneer ik die laatste zin voor mezelf uit. Het water stijgt, ik sluit mijn ogen en laat de golf op me afkomen.

Ik weet dat ik de slaap niet zal vatten zonder neergepende woorden op mijn blog. Een onzichtbare babbel met mensen die ongetwijfeld herkenning vinden in wat ik schrijf. Neerschrijven voor mezelf is hier niet genoeg. Het kleine meisje in mij wil gehoord worden. Dus ik luister, eer haar. 

Mijn voeten raken het hout van de vloer, ik sta op en loop naar mijn laptop.

Het scherm van mijn blog begroet me als een oude vriend. Ik adem, en ik schrijf.

05:01.



dinsdag 30 april 2024

Waarom ik het niet geloof wanneer mensen zeggen dat ik sterk ben

 Ik ben nog geen vijf minuten wakker en merk hoe mijn wenkbrauwen gespannen naar beneden staan. Ik ben kwaad, voel ik. En ik weet ook meteen waarom. 

Het duurt meestal een dag voordat ik besef wat ik eigenlijk gehoord heb. En ook hier is het niet anders.

"Tineke komt uit een goed gezin, zij gaat het donker nooit aankunnen."
"De kwetsbaren zoals ik en Tineke,..."

Het is gek dat ik er op het moment zelf altijd minder problemen mee heb. En toch is het niet zo gek. Want zo'n woorden moet ik al 31 jaar horen en waren dus jaren lang mijn waarheid. En vaak zijn mensen zich er niet bewust van, bedoelen ze het niet denigrerend, maar is dat gewoon hun overtuiging.
"Tineke, geef het aan mij, ik zal het doen."
"Dat moet je niet aan Tineke vragen."
"Tineke gaat dat niet kunnen dragen, da's te zwaar."
"Tineke moet eens gewoon leren doorzetten he.."
"Allee, zelfs Tineke kan dat."

En de dag erna komt het dan echt binnen, de lading van de woorden. En elke keer opnieuw word ik kwaad, heb ik pijn. Voel ik mij ontzettend onzichtbaar, onbegrepen en draag ik het alleen.

De drang om mij dan alweer te bewijzen steekt telkens op. De fightrespons, gelijk ze zeggen. Hoe ik de sterfgevallen in mijn leven niet meer op twee handen kan tellen, hoe ik kindjes zag sterven wanneer ik voor Boven De Wolken fotografeerde en wat het met me deed (doet), hoe ik te maken kreeg met andere vormen van afscheid van dierbaren en hoe ik dat met zachtheid benaderde, hoe ik met agressie te maken kreeg, manipulatie, hoe ik echt moest vluchten uit giftige relaties. Nachtmerries, nachtterrors, flashbacks, mijn brein die de boel af en toe eens stillegt op de meest onmogelijke momenten (als in niet kunnen bewegen of praten, super handig..). Hoe ik er altijd rekening mee moest houden dat mensen andere woorden stelden dan daden, mij steunden in dingen die op me afkwamen, tot het voor hen precies toch wat groot werd en ik het toch weer alleen moest doen. Hoe ik daarop leerde anticiperen zodat het minder pijn deed wanneer puntje bij paaltje kwam. Hoe er van mij onvoorwaardelijke liefde verwacht werd, altijd. Omdat de ander altijd lijkt te weten dat ik in staat ben tot onvoorwaardelijke liefde. Ik kijk met liefde naar de mensen die schade toebrachten, naar mensen die veel obstakels mijn richting uitgooien, want ik draag de kracht om te zien hoe getormenteerd sommigen van hen zijn. Dat ook zij hun stuk niet kunnen delen met anderen. En ik zie telkens wat die exacte mensen mij leren, hoe ik mijn wortels dieper kan maken en kan blijven evolueren, veranderen, groeien.

Verdomme, ik kan zoveel vertellen. Hoe het is om dag in dag uit met chronische spierkrampen te leven, hoe frustrerend het is dat ik sommige, simpele dingen daardoor niet kan doen en welke energie het soms vergt om vanuit fysieke pijn niet bitsig te reageren op mijn omgeving. Hoe zwaar het soms is om al jaren wensmama te zijn en niet te weten of het in de kaarten ligt voor mij. Om overal kindjes te zien geboren worden in mijn dichte omgeving, om te zien hoe sommige kindjes in onze maatschappij gekwetst geraken door hun ouders en niet krijgen wat ze nodig hebben en dus een deel van hun ontwikkeling missen. Dat ik ze dat zo, zo graag wil geven. Hoe ik mij nu al voorbereid op familiefeesten om mijn verdriet en eenzame gevoel van het wensmama zijn, ook daar stilletjes te dragen terwijl ik naar die machtig mooie kindjes kijk. Hoe onzichtbaar ik mij dan ga voelen. Hoe er op dit moment zo'n 10 000 foto's klaarstaan voor selectie en nabewerking en ik op reportages moet horen "of dat nu echt zo moeilijk is om die foto's gewoon tegen morgen te versturen". Hoe verdomd moeilijk het is om als alleenstaande ooit mijn eigen plek te kunnen hebben en hoe ik een deel van de veiligheid van mijn introversie moet opgeven om die reden.

Ik weet hoeveel kracht ik nodig had in die 31 jaar. Ook als kind. Welke grote energie er nodig is om mijn zachtheid en gevoeligheid te blijven behouden in onze maatschappij, ook wanneer ik die zachtheid van anderen naar mij toe soms zo ontzettend mis en ik vooral moest horen dat ik een beetje harder moest worden.

Maar ik geloof het niet wanneer mensen zeggen dat ik sterk ben. Want ze zeggen het alleen op de momenten dat ze mij willen geruststellen, of wanneer ze denken dat ik het moet horen. Maar ze verwijzen nooit naar mij als een sterk iemand. Als ze óver mij praten, is kracht niet waar ze aan denken. Gevoelig, ja, dat mag ik altijd horen, aanvoelen. En weet je, aan de ene kan kan ik het begrijpen. Want uiterlijk zien ze mijn angst, de herinneringen in mijn ogen, mijn voorzichtigheid en argwanendheid. Wonden. Ze zien niet wat ik moest doen, welk pad ik bewandelde over al die jaren, over hoeveel grenzen ik moest gaan, welke inténse groeipijnen ik heb verdragen, hoeveel tranen er moesten vloeien in mijn eentje, hoe onzichtbaar ik mij een groot stuk van de tijd voel. Niemand ziet wat ik aan de binnenkant allemaal doe. Wat ik denk, zie, voel, slik, ombuig naar groei, hoeveel triggers ik moet counteren elke dag, in mijn eentje.

Ik weet hoe sterk ik ben ondertussen. Ik heb dat léren zien. Want jaren geloofde ik wat ze zeiden. En vaak eigenlijk nog steeds. Door de jaren heen heb ik moeten leren hoe ik mezelf die liefde kon geven, die erkenning, die zachtheid. Ik weet hoe groot mijn draagkracht is en ik durf mezelf daarin al erkennen. Al zeg ik in alle eerlijkheid, vandaag is dat moeilijker. Dus ach, wat zou het fijn zijn om het soms eens te voelen van anderen. Echt voelen.